Het is wat, met de huis-tuin-en-keukenperikelen in de liefde. Maandelijks bericht een man erover in ELLE. Het nieuwe jaar is inmiddels begonnen, dit waren in 2015 de overpeinzingen van Thomas Heerma van Voss.

We zaten al zeker een half uur naast elkaar, op de bank in mijn woonkamer. Zij dronk ijsthee en ik water, en toen zei ze het. ‘Ik zou het heel naar vinden als je verkeerde verwachtingen hebt. Ik bedoel, ik vind je heel leuk, maar niet op die manier.’ Na een lange stilte, waarin ze haar glas in één keer leegdronk, voegde ze toe: ‘Ik zoek uiteindelijk toch iemand die meer het voortouw neemt. Ik bedoel... bij jou heb ik toch vaak geen idee wat je denkt en wilt. Of je überhaupt iets wilt.’


Elke keer deed het me verdriet, niet omdat we niet samen waren, maar omdat het haar zo weinig leek uit te maken.

Die manier, verkeerde verwachtingen – waarom sprak zij ineens in zulke vage taal? Ze bedoelde: als ik verwachtingen had die zij niet ging inlossen, niet bij mij in elk geval. Waarom zei ze dat niet gewoon? Waarom verleiden situaties waarin het gaat over de meest hevige gevoelens ons om te praten in de meest nietszeggende zinnen?

Ik kan niet zeggen dat haar woorden me verrasten. Veel tijd hadden we niet samen doorgebracht, maar ik merkte al dat ze minder waarde aan ons samenzijn hechtte dan ik. Ze liet zelden uit zichzelf van zich horen, en als we elkaar even gezien hadden, vond ze het geen probleem gewoon weer naar haar huis te fietsen, verder met haar dagelijkse leven, haar studie, haar werk, al die dingen waarin ik geen rol speelde.

Elke keer deed het me verdriet, niet zozeer omdat we niet samen waren, maar omdat het haar zo weinig leek uit te maken. Wat ik ook zei of deed, haar dagelijks leven werd er niet door ontregeld. Dat ervoer ik als een diepe tekortkoming. Zoals Primo Levi al eens constateerde, is niet haat maar onverschilligheid het tegenovergestelde van liefde.


Ik was dit keer degene die het meest voelde.

In nachtelijke stilte fantaseerde ik bij haar weleens over een langer samenzijn. Ik dacht: misschien wordt dit het eerste meisje met wie ik langer dan een paar nachten ben, dat ik zal voorstellen aan mijn ouders. Maar zij leek daar geen moment mee bezig, ze sprak nooit over de toekomst. Ze leek ook nooit trots of opgewekt als we samen ergens verschenen, en het liefst sprak ze de hele avond met anderen. Dat deed ze zonder mij af en toe een blik toe te werpen, of een kalmerende hand op mijn schouder te leggen – kleine, alledaagse handelingen die alleen betekenis krijgen als het om liefde gaat.

Zoals altijd was het een strijd.
Wie het meest voelde, zou vroeg of laat verliezen.
Ik was dit keer degene die het meest voelde.

Wellicht had ze gewoon gelijk, ik heb het vaker gehoord. Dat ik te weinig het voortouw neem. Dat ik me meer zou moeten laten gaan. Het zijn van die kenmerken die als mannelijk worden bestempeld. Ik vind dat altijd een achterhaalde, zelfs een tikkeltje beangstigende gedachte. Bovendien: echt mannelijk heb ik me zelden gevoeld. Zoals ik me nooit speciaal verbonden voel met ‘generatiegenoten’, simpelweg omdat we dezelfde leeftijd hebben, heb ik ook nooit het idee dat ik bepaalde gedachten deel met andere mannen eenvoudigweg omdat we hetzelfde geslacht hebben.

Misschien ben ik in de liefde wel heel vrouwelijk, dat kan ook. Maar volgens mij is dat een net zo onzinnige voorstelling van zaken. Volgens mij is de pijn die ik voelde, zittend naast het meisje met haar ijsthee, niet vrouwelijk of mannelijk, volgens mij is ware pijn geslachtloos.

De pijn dat je vlak bij iemand zit en zeker weet dat je haar nooit werkelijk zal overtuigen.

Dat enkele minuten later de voordeur dichtvalt.

Dat je haar voetstappen in de straat hoort uitdoven en weet dat je haar nooit meer zal spreken, in elk geval niet op die manier.

Thomas Heerma van Voss (1990) debuteerde in 2009 met De Allestafel. Vier jaar later verscheen zijn tweede roman, Stern, en in 2014 kwam de verhalenbundel De derde persoon uit. Hij schrijft bovendien voor verschillende kranten en tijdschriften, waaronder Vrij Nederland, NRC Handelsblad, de Volkskrant en Das Magazin.

//

'Hou je van me?' vroeg ze.
Met mijn vingers schreef ik 'ja' op haar rug.

Lees verder... >