De voorbereidingen begonnen al enige maanden van tevoren. Een roze boom? Wit? Of toch rood-groen? Vanaf het moment dat de Bijenkorf de kerstafdeling opende, ging ze daar regelmatig langs voor uitgebreid veldonderzoek en grootschalig inkopen, elk jaar opnieuw. Er moesten ook grandioze kerstdiners komen, met vrienden die voor de gelegenheid tot Chef Keuken werden gedoopt en tot diep in de nacht het toetje perfectioneerden, terwijl nog zo was afgesproken dat het voor de kinderen niet te laat zou worden – iets wat steevast mislukte. We hebben honderden foto's van ons gezin voor de boom, met stapels cadeaus, knisperende open haard, in een huis dat leek op de ambtswoning van de Kerstman zelf.

In januari pakte ze alles weer keurig in, met als resultaat een zolder die tot de nok toe gevuld was met een volstrekt krankzinnige hoeveelheid dozen vol ballen, pieken, lichtjes, slingers, kransen en kerstmannen. 'Het eet toch geen brood,' zei ze dan, een argument waar maar weinig tegenin te brengen is, en waar heb je die grote zolder anders voor. 'We konden wel zes bomen in zes verschillende kleuren tegelijkertijd optuigen,' zei m'n vaders laatst. Hij deed braaf mee, haalde elke december weer dapper de dozen met lampjes naar beneden, maar die zaten dan zo gruwelijk in de war dat er toch maar weer nieuwe gekocht moesten worden.

Op 19 december 1998, toen we de ruim drie meter hoge blauwspar het huis in hadden gesleept en met naïef optimisme de lampjes uit de knoop probeerden te halen, belandden we in een schreeuwende ruzie waarbij ik huilend van onmacht naar mijn kamer ben gemarcheerd en besloot om nooit meer kerst te vieren. Dat was vijf dagen nadat we haar hadden begraven.

'Uit stilzwijgend protest ging ik vaak de eerste jaren nadat ik op mezelf woonde met de kerstdagen heel veel horrorfilms kijken.'

Als ik nu foto's zie van die tijd, zie ik grauwe snoetjes bij mijn zusje en mij, een vader die uit liefde en verdriet wanhopig probeert het in godsnaam nog een beetje leuk te maken, en een boom die lang niet zo mooi is als de jaren daarvoor. Nog steeds laat ik geen kans onbenut om te oreren over waarom Kerst zo stom is, dat het een geforceerd samenzijn is met opgelegde gezelligheid en daarmee het ultieme recept voor ruzie. Dat de kou en de sneeuw vooral heel vreselijk zijn, dat je toch het hele jaar door met je familie kan zijn, waarom moet dat per se op die ene dag? Uit stilzwijgend protest ging ik vaak de eerste jaren nadat ik op mezelf woonde met de kerstdagen heel veel horrorfilms kijken, of andere dingen doen die zo min mogelijk te maken hadden met de vredige kerstsfeer die je in de hele maand december vakkundig de strot door wordt geduwd. Vaak is het makkelijker om ergens heel principieel over te doen, dan toe te geven dat wanneer iets niet meer is zoals het was, het dan ook niet meer zo hoeft.

Tegenwoordig vier ik Kerst in het buitenland, want in een ver, warm, tropisch land verdwijnt de kerstplicht als sneeuw voor de zon. De liefde die mama had voor Kerst, hebben wij omgebogen tot een liefde voor Sinterklaas. Dan gaan alle remmen los, zijn we weken bezig met inkopen doen, pakken we tot diep in de nacht pakjes uit, krijgen zelfs de poezen een cadeau met gedicht, wordt er gekookt, gegeten, te veel gedronken, en proosten we op iedereen die er niet meer is.

En zo is ze er, boom of geen boom, toch altijd nog een beetje bij. Vooral in december, want dat is nog steeds haar maand.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in ELLE magazine.