Als je bedenkt wat een mens allemaal kan mankeren, vind ik dat het best redelijk met me is gesteld. Ik heb geen hoogtevrees, ben vrijwel nooit ziek, heb geen allergieën en ook bijna geen fobieën. En dat terwijl er mensen zijn die bang zijn voor het cijfer 4, las ik laatst (dat heet tetrafobie). En mensen die bang zijn voor pindakaas die tegen hun gehemelte blijft plakken (arachibutyrofobie). Nou goed, dat heb ik dus allemaal niet. Wat ik wel heb is iets wat vele malen vaker voorkomt, en wat bovendien ook vele malen potentieel bedreigender is. Ik durf namelijk niet te autorijden. Zo. Dat is maar gezegd.

Autorijden, of preciezer: rijden in een schakelauto. Dat kan ik dus niet, en omdat ik het niet kan, durf ik het niet. Waarschijnlijk is het trouwens precies andersom, want ik heb wel op mijn achttiende keurig mijn rijbewijs gehaald. Toegegeven, er waren twee pogingen voor nodig, maar toch, ik was geslaagd en vond autorijden enig. Het hoefde maar een beetje te regenen of ik vroeg aan mijn vader of ik zijn auto mocht lenen, en zo reed ik vrijwel wekelijks in een auto moeiteloos de stad door. Nu is het zo dat die auto een automaat was en ik mede daardoor nooit echt meters heb gemaakt in een schakelauto. Niet lang na het behalen van mijn rijbewijs verhuisde ik naar Amsterdam, en daar kwam ik al helemaal nooit meer in aanraking met een auto.

Met horten, schokken, stoten en veel getoeter kabbelden we de snelweg af

Jaren later, in 2014, ging ik om redenen die me nu niet meer duidelijk zijn met een vriendin op roadtrip naar Parijs. We mochten een auto lenen en eigenlijk hadden we het niet echt gehad over schakelen, bijbehorende angsten of het feit dat ik de afgelopen jaren structureel had geweigerd in een schakelauto te rijden – we gingen gewoon. Ik geloof dat we nog geen honderd meter onderweg waren toen ik merkte dat áls ik eenmaal reed het nog wel een soort van ging, maar dat ik niet van stilstand naar de eerste versnelling kon komen zonder de motor te laten afslaan. En dat is nou net onhandig, als je op vrijdagmiddag de Périphérique oprijdt. Met twaalfduizend anderen per vierkante meter snelweg. Op een zesbaansweg midden in een tunnel sloeg de motor onophoudelijk af en ben ik briesend van paniek nog net niet uitgestapt.

De vriendin, ook geen held achter het stuur, probeerde me tevergeefs rustig te houden door als een yogi 'gewoon ruuuuustig blijven rollen Lies, het komt goed, we zijn er bijna' tegen me te fluisteren, en met horten, schokken, stoten en onuitputtelijk veel getoeter van boze medeautomobilisten kabbelden we de snelweg af. Inmiddels is de schakelangst vrij moeiteloos overgegaan in een algehele rijangst. De enige auto waarin ik durfde te rijden, die van mijn vader, is verkocht, en ik merk dat ik elke mogelijkheid tot rijden, ook in een automaat, subtiel ontwijk. Ik las dat slimme mensen vaker bang zijn achter het stuur, omdat ze alle mogelijke rampscenario's meteen doorzien, en dat vind ik wel een salonfähige verklaring. Bovendien is dat roze pasje óók heel nuttig om te bewijzen dat je oud genoeg bent om wijn te kopen, en als je drinkt mag je toch niet rijden. Van oenofobie, een angst voor wijn, heb ik ook al geen last. Zie je wel, het gaat gewoon hartstikke goed met me. Proost.

Deze column verscheen oorspronkelijk in ELLE oktober 2017.

Meer van Liesbeth lees je hier >