LIEVE T.

Het is de eerste dag van januari, het begin van een nieuw jaar. Ik zit op de bank in mijn pyjama, om half twee 's middags, en kijk naar buiten door de hoge ramen van mijn appartement. Ze hadden regen voorspeld voor vandaag, maar het is nog steeds droog. De zon schijnt niet, de lucht is melkachtig wit.  

Even speel ik met de gedachte om naar buiten te gaan en wat over het strand te wandelen, maar ik kan me er niet toe zetten normale kleren aan te trekken.  

Buiten klinkt het geknal van wat overgebleven rotjes; de echo weerkaatst tussen de huizen. 

Ik rek me uit en vraag me af wat jij aan het doen bent. Je lijkt me iemand die het zonde vindt om een dag te verspillen aan hangen op de bank, die liever gaat wandelen. Of fietsen. Nu ik erover nadenk vind ik je wel een fietstype, met van die speciale klikschoentjes waarvan ik nooit snap hoe je niet met fiets en al omlazert als je plotseling moet stoppen. 

Ik loop naar het raam en kijk naar buiten, in de richting van waar je volgens Facebook woont. Als het klopt woon je op ongeveer drie minuten fietsen bij me vandaan. 

Zo makkelijk als ik even naar de supermarkt ga, naar de slijter of de bloemenwinkel, zo makkelijk zou ik ook naar jou toe kunnen fietsen. Het idee is absurd. 

Ik volg de vlucht van een meeuw langs mijn raam, vleugels roerloos in de luchtstroom die hem optilt, en vraag me af van wat voor muziek je houdt, wat je lievelingsland is, en hoe je huis eruit ziet. Ik vraag me af hoe je je eieren het liefste eet, of je een rare hobby hebt en waar je bang voor bent. 

En ik vraag me af of je je die dingen ook over mij afvraagt. Doe je dat weleens? 
Of ga je naar je werk, maak je eten, bel je je moeder en val je 's avonds in slaap zonder ooit aan mij te denken? 

Ik vraag het me af en ik vraag me af of ik dat ooit zal weten. Want het is zoveel makkelijker om te blijven dromen, om te schuilen in eenzaamheid, dan om die veilige onwetendheid te doorbreken. 

Als je me beter kende zou je weten dat ik meer interesse heb in dromen dan in de realiteit. Maar wat als deze keer de realiteit mooier is dan de droom? Is dat niet alle pijn en angst van de eerlijkheid waard?  

Voor het grootste geluk zijn we altijd het bangst, want als we het verliezen worden we nooit meer wie we waren. Als we het verliezen, verliezen we ook een stukje van onszelf.  

Maar erger nog dan dat is als er niets te verliezen valt. Om aan de rand van de afgrond te staan met je ogen dicht, en nooit te springen, en je altijd af te moeten vragen hoe het zou zijn geweest als je het wel had gedaan. 

Daarom schrijf ik je nu deze brief, om je te zeggen wat je al lang geleden had moeten weten: dat ik van je hou, en dat er geen dag voorbij gaat zonder dat ik aan je denk.

Liefste; meer dan wat dan ook wil ik jou kunnen verliezen. 

Ik weet nou eenmaal niet hoe van mensen te houden die genoeg aan zichzelf hebben >