In de donkere tijd vóór het bestaan van wifi kwam het weleens voor dat ik in paniek raakte omdat ik niks te lezen had. Op zo’n moment greep ik in het wilde weg naar het dichtstbijzijnde ding dat letters bevatte, meestal een beduimelde Margriet of shampoofles. Zo stuitte ik ooit op een boekje met de verzamelde columns van een beroemde Nederlandse acteur. De achterflap beloofde smeuïge verhalen uit de filmindustrie en meldde dat zijn schrijfwerk ‘de actualiteit niet schuwde.’


Na column honderd dacht ik: ze moet bij hem weg. Dit gaat helemaal fout.

De waarheid was dat elke column over zijn vriendin ging, en hoe geweldig zij was. Ze was altijd lief, maar ook sterk, gevoelig, eigengereid, grappig en, niet te vergeten, bééldschoon. Ze had, onder andere, ‘kleine imperfecties’ die haar ‘juist zo mooi maakten.’ Dit ging 140 columns door. Ik bleef lezen, in de hoop op een grotere imperfectie die haar ‘juist zo mooi’ maakte – het liefst een strafblad of een bochel. Maar die kwam niet.

Na de eerste tien columns dacht ik: deze jongen is erg verliefd op haar. Na de vijftigste column dacht ik: als ik zijn vriendin was zou ik hem vragen of hij iets te verbergen heeft. Na column honderd dacht ik: ze moet bij hem weg. Dit gaat helemaal fout.
Ze is inmiddels bij hem weg.

Ik ben bang dat mijn vriendin mij na één zo’n column al had verlaten. Dat als ik hier zou beginnen over de ‘twinkeling in haar ogen’, dat ze me zou uitlachen, en vervolgens vragen of het voor mijn enorme ego echt zo belangrijk is om over te komen als een man met een mooie vriendin en de juiste gevoelens. Ik ben bang dat ze me zou inpeperen dat mijn complimentjes wolven in schaapskleren zijn; verkapte zelffelicitaties, formaliteiten, psychologische manoeuvres.

Ik vrees ook dat ze zou zeggen: ‘Ik hoef helemaal geen complimentjes van jou! Ik heb het niet nodig en ik zit ook niet te wachten op een verslaving aan bevestiging. Voor je het weet moet ik straks uit schuldgevoel iets bedenken om jou mee te complimenteren. Maar, oké, als je ooit na een ruzie in totale wanhoop in de stromende regen onder mijn raam huilend staat te schreeuwen dat je me haat, en je jezelf vervloekt omdat je niet kan stoppen met verliefd op me zijn, dan vat ik dát wel op als een complimentje.’


Ze zal me inwrijven hoe slecht ik ben in gepassioneerde woorden.

En toch wil ik, als ik weer eens in haar twinkelende ogen kijk en spontaan het verlangen voel om haar te melden hoe leuk ze is, dat ter plekke doen. Ik laat me door niemand censureren, en zeker niet door mezelf.

Maar nog steeds zou ik bang zijn dat het niet binnenkomt, dat ze me niet gelooft omdat mijn woorden clichématig zijn, of niet specifiek genoeg, of omdat mijn lichaamstaal volgens haar het tegenovergestelde schreeuwt.

In mijn hoofd ben ik nu al boos omdat ik me niet gehoord voel. Ze zal me inwrijven hoe slecht ik ben in gepassioneerde woorden: ‘Jij kan nooit écht iets intens zeggen!’ Ze zal er grote ogen bij opzetten, en daarmee in de mijne staren, als een voorbeeld van hoe het wel moet.

In werkelijkheid heeft ze me verzekerd dat ‘het menen’ genoeg is. En het menen is makkelijk, in haar geval. Ik zou niet zo bang moeten zijn.

Otto Wichers, alias Lucky Fonz III (34) is singer-songwriter. Begin februari verscheen zijn nieuwste album In Je Nakie (Top Notch) waarop hij zichzelf presenteert als een artiest die gemakkelijk smartlappen, hiphop, folk, drum-’n-bass en happy hardcore samen kan voegen tot een fris, brutaal, eerlijk en bitterzoet geheel.
luckyfonziii.nl

//

'Ik doe de tas open en daar, op de bodem van wit plastic, ligt als gedraaid met de gulden snede indachtig en als gemaakt van de smakelijkste chocolade, glanzend en glimmend in het schijnsel van den groten, zilv’ren maan, de mooiste drol die ik ooit heb gezien.

Ik krijg er een brok van in m’n keel.

Godver, wat een mooie drol.'

Jerry Hormone schrijft >