Lieve mam,

Ik moet je iets vertellen, maar ik durf het niet zo goed. Want het gaat hard aankomen, koud op je dak. Je zult teleurgesteld zijn, boos zelfs. Het zo maar zeggen, dat kan ik niet, dus schrijf ik je deze brief. Om uit te leggen wat er gebeurd is en hoe dat voor mij voelde.

Vanaf het moment dat je van mij in verwachting was ben je dromen voor mij gaan dromen. Wie ik zou zijn, hoe ik zou worden, hoe mijn leven eruit zou gaan zien. Veel van die dromen heb je gedurende al die jaren in rook zien opgaan. Ik had mijn eigen dromen en streefde die na, met vallen en opstaan. En net nu ik alles helemaal voor elkaar heb – een stabiele liefde, een goede baan, een lekker huis – gebeurde datgene waarvan ik dacht dat het mij niet zou overkomen. Ik voelde me al een tijdje moe, lamlendig en misselijk maar weet het aan andere dingen. Tot ik er niet meer omheen kon. De test was loud en clear, binnen een fractie van een seconde verschenen er twee niet te missen streepjes. Zwanger.


'Ik telde de dagen af. En uitgerekend op jouw verjaardag stond ik aan de balie van de kliniek'

Ik wist meteen wat me te doen stond. Want mam, een kind? Een buik, een baby, een bevalling, een levenslange verantwoordelijkheid? Ik? Nog geen halfuur later hing ik aan de telefoon met de kliniek. Dit was niet de bedoeling. Zonder twijfel. Emotieloos bijna. Afspraak maken. ‘Hoe ver ben je?’ (‘Geen idee, een paar weken? Ik ben nog een soort van ongesteld geweest.’ En: ‘Kan ik erna meteen door naar mijn werk?’)

Elf eindeloos lijkende dagen volgden. Ik moest langs de huisarts voor een verwijzing en ik nam een paar mensen in vertrouwen. Ik was bang dat mensen het aan me zouden zien. Dat ik niet één was maar twee. Dat er iets in mijn buik zat dat ik geen naam durfde te geven. Iets waar ik me tegen verzette, dat buitenaards voelde, een freaky ‘iets’ dat mijn systeem overnam en zomaar mijn leven in de war kwam schoppen. Iets wat ik niet wilde. Waarvan ik weigerde me een voorstelling te maken. Omarmen kon ik het niet, waardoor alle kwalen en pijntjes uitvergroot werden. Boos was ik op mijn buik en wat erin groeide, en ik wilde er zo snel mogelijk korte metten mee maken.

Twee keer heb ik mezelf weten te betrappen op een vraag die de situatie concreter maakte. 1: zou het een jongetje of een meisje zijn? En 2: wanneer zou hij/zij geboren worden? Verder hield ik het zo abstract mogelijk. De rijstkorrel in mijn buik was immers niets meer dan dat. Een nieuw leven was niet bepaald welkom, ondanks het feit dat ik op papier aan alle ‘voorwaarden’ voldoe.

Het waren dagen vol hormonen, buikpijn en tieten die maar bleven groeien. Obsceen vond ik ze, van pornografisch formaat. Fascinerend, dat wel, maar ook buitengewoon pijnlijk. Met strakke hemdjes probeerde ik ze te verbloemen, soms met succes, soms niet. ‘Tjee, wat een tieten heb jij,’ riep een vriendin die ik niets verteld had op een avond uit. Ik mompelde iets over push-upbeha’s en bijna ongesteld moeten worden, en ik kwam ermee weg. Toen ik later een van mijn beste vriendinnen vertelde dat ik zwanger was, sprong ze op om me te omhelzen, waarop ik haar blijdschap in de kiem smoorde met een ‘maar niet voor lang meer’.

Ik telde de dagen af. En uitgerekend op jouw verjaardag stond ik aan de balie van de kliniek. Intake. Wachten. Een gesprek. De maatschappelijk werker was kritisch. Ik legde uit wat mijn gevoelens waren, wat mijn instinct zei bij het zien van de twee streepjes op de zwangerschapstest. Dat ik geen moment getwijfeld had en het meteen zeker wist: ik ben niet klaar voor een kind – ondanks mijn leeftijd inderdaad – en ik weet niet of ik dat ooit zal zijn, of ik het ooit wel wil. Omdat ik eigenlijk had bedacht dat een kind krijgen geen optie zou zijn voor mij. Omdat ik nooit moedergevoelens heb gehad, omdat ik de beslissing voor me uit heb geschoven, omdat ik jarenlang fladderend de liefde beleefde, en heus niet altijd veilig en al helemaal niet aan de pil, maar desondanks nooit eerder een pregnancy scare had. Omdat het gros van de tantes en nichten hemel en aarde heeft moeten bewegen om zwanger te worden. En tja, omdat het wel zo makkelijk was om mezelf ervan te overtuigen dat baby’s niet voor mij waren weggelegd. Zo van: als je het maar hard genoeg niet wilt, dan gebeurt het ook niet. En dan kun je daarover ook niet teleurgesteld raken.



'Ze draaide het scherm weg van mijn gezicht, zette het apparaat op mijn buik en zei: ‘Bijna tien weken’


Achteraf gezien was dat dom en naïef, dat realiseer ik me. ‘Eén keer, maar nooit weer,’ zei ik, en ik mocht gaan. Twee trappen af, naar de kelder, de arts, de anesthesist, de echoscopist. Ze draaide het scherm weg van mijn gezicht, zette het apparaat op mijn buik en zei: ‘Bijna tien weken.’ Daar schrok ik van. Ik gokte op een maand, maar al weken ervoor had er stiekem iets in mijn buik gegroeid. Zonder dat ik het wist. En zonder dat ik het wilde.

Ik kreeg een naald in mijn arm en de roes zette in. Een kwartier later lag ik met een kruik op mijn buik in het uitslaapkamertje, met thee en koekjes. Een uur later was ik thuis. En toen moest ik jou bellen, je was immers jarig. Ik testte hardop mijn stem om te horen of-ie normaal klonk. ‘Gefeliciteerd!’ zei ik blij-luchtig. ‘En-heb-een-fijne-dag-ga-je-nog-wat-gezelligs-doen-ja-ik-ben-lekker-vrij-vandaag-nou-ga-maar-snel-naar-je-bezoek-dikke-kus!’ Je zou eens moeten weten.

De paar vrienden die ik het vertelde, begrepen het, al waren sommigen boos. Ze vonden het jammer, egoïstisch, en niet aan mij om te bepalen of het wel of niet welkom is. En dat snap ik óók. Natuurlijk is het bijzonder en speciaal en natuurlijk vind ik het bijzonder dat ik blijkbaar wel zwanger kan raken. En natuurlijk is het ontzettend oneerlijk dat er mensen zijn die alles op alles zetten om een kind te krijgen, maar er maar niet in slagen en daar bijna aan onderdoor gaan – dat zie ik genoeg om me heen. Het had ook niet zo ver mogen komen. Maar als je zo sterk voelt dat het niet klopt, dan kun je toch geen kind ter wereld brengen?

Het is nu een paar maanden geleden en spijt heb ik niet. Integendeel. Als ik een zwangere vrouw zie lopen ben ik zo blij dat ik niet in haar comfortabele schoenen sta. Alleen als ik jou en papa zie breekt mijn hart een beetje. Als je voorzichtig polst wanneer ik ooit… Als je weer per ongeluk laat vallen dat het o zo leuk zou zijn als ik dan eens… Niet dat je inmiddels niet rijkelijk bedeeld bent: je hebt al drie kleinkinderen. Maar de eenzame wetenschap dat ik jullie een o zo welkom kleinkind heb afgenomen, een kind van jullie enige dochter, met een opa en een oma die haar/hem tot in de teentjes zouden aanbidden, tot op het bot verwennen en tot vermoeiens toe op sleeptouw zouden nemen, dat is mijn enige regret.

Het je écht vertellen, face to face, dat kan ik niet. Want wat heb je eraan? Je zou het niet begrijpen. Je zou oordelen, verdriet hebben, en dromen van een baby die er niet mocht zijn. Vanaf dat moment zou er altijd een onzichtbaar mensje in ons midden zijn.

Of het er ooit wel van gaat komen weet ik niet. Ik weet nu dat het kan en ook dat de tijd dringt. Wie weet komen die moedergevoelens ooit nog eens, maar wie weet ook niet. Het enige wat ik hoop is dat ik, als het dan echt te laat is, niet alsnog spijt krijg. En dat ik dan kan leven met de wetenschap dat ik het had kunnen hebben.

Saar

Saar van Loon is een pseudoniem
Dit artikel verscheen eerder in ELLE