Was het een wanhoopsdaad, een schreeuw om hulp, een allerlaatste strohalm? En was het de bedoeling dat ik mij zou ontpoppen tot redder in nood? Goed beschouwd was het een kleine moeite om actie te ondernemen. Maar ik wist niet wat te doen. Per slot van rekening vindt een mens niet elke dag een afscheidsbrief. Zeker niet op zo'n openbare plek: het lag op de stoel naast mij, in de intercity naar Schiphol. Een zorgvuldig uit een schriftje gescheurd velletje dat eerst één keer werd dubbelgevouwen en daarna voor de zekerheid nog maar twee keer, zodat het zo weinig mogelijk plek zou innemen. Een afscheidsbriefje dat niemand tot last wilde zijn. Maar het lag er dus wel. Vol in het zicht. Midden in de trein. Dringend op zoek naar een lezer.

"Goedemorgen," schreef een mij onbekend persoon overduidelijk in paniek. "Wij wilden jullie nog even laten weten dat wij van 30-07-12 tot 2-8-12 weg zijn." En voordat wij lezers ons konden afvragen of dat nou allemaal wel zo'n verstandig plan is, stelde de schrijver ons al gerust: "Met de kermis zei Niels dat dat geen probleem zou zijn met de vissen."

Text, Handwriting, Line, Writing, Parallel, Document, Paper, Nail, Paper product, Number,

Goddank, denk je dan in eerste instantie, terwijl je met een rotvaart langs Breukelen en Abcoude zoeft: de vissen zijn gecoverd! Maar meteen daarna komt het besef: dat kan Niels allemaal wel beweren, zo met de kermis, maar wie weet wat Niels nog meer allemaal heeft zitten rondbazuinen. Ik ken heel die Niels niet, maar ik heb wel zo mijn vermoedens. Die zat daar op die kermis natuurlijk al zijn vakantiegeld er doorheen te jassen bij de apparaten met die muntjes en die heen en weer schuivende laatjes, waarmee je dus echt nooit eens een keer iets wint. Ja, behalve dan een kleefhandje, een sleutelhanger of een aansteker met blote meiden erop. Die Niels zat vast en zeker met zijn hoofd heel ergens anders. Die dacht: nou, lekker dat jullie vier dagen op vakantie gaan, maar ik kan het mij zo dadelijk goddomme niet meer permitteren. Ik zit straks thuis in de regen, onder de party-tent shaggies te rollen die ik aansteek met mijn aanstekers met blote meiden erop. Zoek het maar uit met die vissen. 

Ineens begreep ik het. Niet voor niets stond er op het briefje: "Laat even weten als dat anders is." Niet voor niets hadden Ton en Inge hun telefoonnummer genoteerd. Niet voor niets was het briefje achtergelaten in een drukbezochte trein. En niet voor niets had het briefje geen aanhef. Deze noodkreet was bedoeld voor iederéén. Voor álle reizigers die dachten: ohjee, dat loopt daar helemaal in de soep met die vissen! Zitten Ton en Inge lekker op camping De Paal, oefenen die beesten ondertussen de rugcrawl. 

Ikzelf was zoals gezegd onderweg naar Schiphol en mijn vliegtuig vertrok over anderhalf uur, dus ik kon mijn medevakantiegangers niet uit de puree helpen. Het enige wat ik kon doen was het briefje laten liggen voor de reizigers na mij. Daarom deze hartstochtelijke oproep: mocht u het een dezer dagen tegenkomen, onderneemt u dan alstublieft actie. Niet alleen redt u daarmee enkele dierenlevens, ook bezorgt u mij een betere gemoedsrust. Want geloof mij: ik zit hier nu wel in mijn zwembroekje aan de rand van het zwembad, met mijn voeten bungelend in het water en omringd door bloedmooie dames die vanachter hun joekels van zonnebrillen uiteraard de godganse dag niets anders doen dan als aasgieren naar mij liggen loeren, mijn gedachtes gaan ondertussen alleen maar uit naar Ton, Inge en de vissen. En Niels natuurlijk, de onbetrouwbare hufter.