Daar sta ik dan. In de rij bij de kassa, een zware rugzak op mijn rug, mijn ene hand vol tassen, in de andere drie truitjes uit de uitverkoop. Mijn voorhoofd bezweet, een kriebel in mijn buik. Ik ben bijna aan de beurt, in mijn hoofd maak ik alvast een lijstje van de winkels waar ik nog heen moet. Als ik heb afgerekend (godzijdank geen melding met ‘saldo ontoereikend’) haast ik me de winkel uit, de volgende in. Waar ik naar op zoek ben? Ik heb geen idee. Om vier uur was ik klaar op mijn werk, en mocht ik van mezelf nog heel even de stad in. Ik kwam op weg naar huis tenslotte toch door het centrum, en ik had echt een kettinkje nodig voor bij de outfit die ik voor morgen bedacht had. Eén kettinkje kan geen kwaad, dat hoeft niet duur te zijn, toch? En trouwens, ik heb eigenlijk ook nog een wit truitje nodig met een diepe hals, wel van de juiste stof, die kan ik ook meteen wel even meenemen. Maar als ik na een uur een kettinkje en een truitje gescoord heb, ben ik niet meer te stoppen: de lijst met items die ik Echt Heel Hard Nodig Heb wordt steeds langer, en na anderhalf uur ren ik de ene na de andere winkel in en uit, zonder dat ik nog weet waar ik naar op zoek ben. Ondertussen word ik steeds chagrijniger, want ik weet uit ervaring hoe dit gaat aflopen: om acht uur vanavond plof ik uitgeput met twintig plastic tassen op de bank neer en kom ik tot de conclusie dat ik de rest van de maand niet meer kan eten, en dat ik nog steeds niet tevreden ben.


'Niks kon op tegen de high van naar de stad fietsen om veel geld uit te geven'

Ik hou van shoppen, en van kleren. Tot zover niks verrassends, er is nu eenmaal niks zo fijn als ’s ochtends iets aan kunnen trekken waar je de kaartjes nog vanaf moet knippen. Al op de middelbare school deden mijn vriendinnen en ik wedstrijdjes wie tijdens een tussenuur de meeste toffe dingen wist te scoren: de hoeveelheid tassen is belangrijk, maar vooral ook de merken. Designeritems tellen dubbel. Mijn kleedgeld was steevast na een dag al op, gelukkig had ik een baantje om de rest van maand door te komen en Passoã-jus te kunnen drinken tijdens het uitgaan.

Toen ik ging studeren en op kamers ging wonen was het feest: nu kon ik de hele week shoppen, en ik had opeens meer budget, want: stufi. Mijn ouders betaalden de huur en mijn collegegeld, dus daar hoefde ik me niet druk over te maken. Als ik in het weekend naar huis ging, begroette mijn vader me elke week op dezelfde manier. ‘Hé, wat heb je nu weer aan? Nieuw?’ Waarop ik antwoordde: ja, nee, heb ik al een tijdje. Na een paar maanden begon die smoes uitgewerkt te raken en besloot ik mijn nieuwe kleren maar gewoon niet meer in het weekend aan te trekken. En als mijn stufi onverhoopt voor de twintigste van de maand op was, dan at ik met liefde en plezier de rest van de maand broodjes bapao.

Pas toen ik ging werken en een ‘echt’ salaris op mijn rekening kreeg gestort, was het feest compleet. Af en toe een tripje naar de H&M veranderde in wekelijkse shopping sprees langs een hele rits winkels. Mijn smaak ontwikkelde zich parallel met mijn budget: mijn eerste vakantiegeld ging op aan twee paar pumps van Miu Miu – nog zoiets: ik kan nooit kiezen, dus ik mag altijd twee dingen kopen van mezelf. Of drie, als het uitverkoop is. Of vier, als ik nog iets vind van onder de tien euro.

https://media.giphy.com/media/yachRpK4eMKPe/giphy.gif

KICKS EN TRADITIES
Toen ik geld ging verdienen brak direct een nieuw hoofdstuk aan in het boek dat Aafke Goes Shopping heet: ik ontdekte online winkelen. Een revelatie! Nu hoefde ik die zweterige stinkpashokjes niet meer in! Hoefde ik niet meer om te fietsen, van winkel naar winkel te rennen of me te haasten tegen sluitingstijd: ik kon nu dag en nacht mijn lievelingshobby uitoefenen vanaf mijn bank, in mijn pyjama met een glas wijn in mijn hand.

Na een paar maanden lag er een briefje in mijn brievenbus: ‘Hoi, dit is Thijs, je postbode. App me even op mijn 06, dan weet ik wanneer je thuis bent om je pakketje te bezorgen.’ Voortaan appte Thijs me wanneer hij weer iets af te leveren had (elke week wel een keer dus), en binnen de kortste keren kende ik hem beter dan mijn buren. Hij heeft me zelfs mee uitgevraagd, maar dat is weer een heel ander verhaal.

Internet werd mijn beste vriend, en niet alleen vanwege Facebook en Twitter. Ik had standaard een stuk of drie winkelwagentjes openstaan in mijn browser, en als ik mijn werk goed had gedaan en een deadline haalde, dan mocht ik er eentje afrekenen. Ik volgde eindeloos veel modeblogs, en maakte op Pinterest lijstjes met items die ik koste wat kost wilde hebben. Vervolgens was het eindeloos zoeken naar webshops die sale hielden, eindeloos geduld hebben op Marktplaats en eBay, steeds de korting afwegen tegen de verzendkosten en de invoerrechten, en dan uiteindelijk toeslaan. Ooit bleef ik per ongeluk een hele nacht wakker omdat ik voor het slapen gaan nog snel even op zoek ging naar dat ene spijkerbroekje van One Teaspoon. Toen ik die uiteindelijk in een Australische webshop vond in mijn maat én met korting, bleek het opeens vier uur ’s nachts te zijn. Oeps.


'Het eindeloos zoeken, bladeren en vullen van winkelwagentjes werkte verdovend'

Er was altijd een reden om mezelf iets cadeau te doen: ik had hard gewerkt, ik voelde me kut, ik verveelde me, het was uitverkoop of ik had net salaris gekregen. Ik maakte geen schulden, maar als mijn auto niet door de APK heen kwam, moest ik mijn vriend weer eens lief aankijken om geld te lenen. Steeds vaker voelde ik me schuldig en in het nauw gedreven, omdat ik iedere cent die op mijn rekening binnenkwam meteen weer uitgaf. Eindeloze gesprekken voerde ik met mijn vriend: ‘Zoek dan hulp, als je er echt iets aan wilt doen,’ zei hij. Maar dat deed ik niet, want hulp betekende dat ik niet meer mocht shoppen, en niks kon op tegen de high van naar de stad fietsen in de wetenschap dat je geld gaat uitgeven. Veel geld. Honderden euro’s tegelijk.

Ik verzon mijn eigen tradities en hield die zorgvuldig in stand. Als ik in Amsterdam ging winkelen, was de dag niet compleet voordat ik een paar schoenen, een outfit, een sieraad en een kunstboek had gescoord. De eerste week van juli was steevast Jurkjesweek: elke dag droeg ik een nieuw jurkje – de week ervoor was het dus zaak om zeven nieuwe outfits bij elkaar te shoppen. Er moest altijd minstens één item in mijn kast hangen waar de kaartjes nog aan zaten, en ga zo maar door.

Op mijn werk en in mijn omgeving was ik ‘dat meisje dat nog nooit twee keer dezelfde outfit heeft gedragen.’ Alleen mijn directe omgeving wist dat ik chronisch blut was.

ROCK BOTTOM
Twee jaar geleden liep het de spuigaten uit. Ik zat niet lekker in mijn vel, mijn relatie liep op de klippen, en op mijn werk liepen dingen niet lekker. Ik maakte mijn post niet meer open en troostte mezelf met shoppen, shoppen en nog meer shoppen. Vooral het eindeloos zoeken, bladeren en vullen van winkelwagentjes werkte verdovend, en het openen van pakketjes. Ik stak mijn kop in het zand en trok mijn creditcard leeg. Er waren momenten dat postbode Thijs appte dat hij met drie pakketjes voor de deur stond en ik me niet kon herinneren dat ik iets besteld had. Ik begon aanmaningen te krijgen, boetes, een belastingaanslag die ik niet kon betalen, ik stond steevast duizend euro rood en probeerde het ene gat met het andere te vullen. Elke dag was het weer puzzelen en maar hopen dat er geen deurwaarders zouden aankloppen. Pas toen de chaos en paniek echt de pan uit rezen, ben ik naar mijn ouders gegaan: ik heb alles opgebiecht en ben een paar weken thuis gaan wonen. Mijn ouders hebben mijn hele administratie op orde gebracht, en – engelen zijn het – mijn schulden, boetes en belastingaanslagen betaald. Ik weet nog steeds niet precies om hoeveel geld het ging, maar het moeten duizenden euro’s zijn geweest. Ik ben ze eeuwig dankbaar.

Ik heb het er ook met een therapeut over gehad. Zij had een interessante visie: shoppen kan een verslaving worden waar je net zo moeilijk vanaf komt als bijvoorbeeld een eetverslaving. Als je stopt met roken, kun je je sigaretten weggooien en er radicaal afstand van doen, met winkelen gaat dat niet: vroeg of laat moet je toch een winkel in, al is het maar om boodschappen te doen. En minderen is in de praktijk vaak moeilijker dan stoppen.

Mijn shopgedrag veranderde pas toen ik, vrij snel na die rock bottom, een nieuwe relatie kreeg. Ik ging voor het eerst samenwonen en met z’n tweetjes een huishouden runnen. Tijdens de verhuizing vond ik in alle hoeken en gaten kledingstukken die ik allang vergeten was – mijn vriend wist niet wat hij meemaakte. Toen we net samen waren heb ik ’m alles verteld, en tijdens onze relatie zijn we nog wel een tijdje achtervolgd door spoken uit het verleden: belastingaanslagen die twee jaar na dato pas binnenkwamen, dat soort zaken. We hebben daar samen van gebaald, maar hij heeft me nooit veroordeeld, en ik heb echt mijn best gedaan om schoon schip te maken. Opeens waren er allerlei volwassen kostenposten en ging ik een huishoudboekje (lees: Excel-bestand) bijhouden. Toen pas drong tot me door dat het niet heel handig is om elke maand honderden euro’s uit te geven aan nieuwe jurkjes en schoenen.

https://media.giphy.com/media/BwmyYZjbTDJhm/giphy.gif

Inmiddels zijn we getrouwd, in gemeenschap van goederen. Ik shop nog steeds, maar heb mijn werkgebied verplaatst naar minder schadelijke regio’s. Zo heb ik een enorme verzameling nagellak aangelegd (één potje kost niet zo veel, immers…), en kan ik mezelf blij maken door met een tientje naar de Hema te gaan.

Soms steekt het winkelvirus nog wel de kop op. Het is vergelijkbaar met een koortslip: het slaat vooral toe wanneer ik gestrest en moe ben, of down. Godzijdank blijft het tegenwoordig meestal bij één flinke bestelling in de uitverkoop, en kan ik er zelf ook wel om lachen. Ik heb mijn kledingcollectie de afgelopen twee jaar flink uitgedund: weggegeven en verkocht wat ik niet droeg, en (voor mijn doen) weinig gekocht. Ik merk nu dat ik me daar beter bij voel: de kledingstukken die ik heb zijn ook echt waardevol voor mij en krijgen de aandacht die ze verdienen. Gek genoeg heb ik veel minder vaak het gevoel dat ik niks heb om aan te trekken. Shoppen blijft een van mijn grootste hobby’s, maar dan wel met mate.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in ELLE