Toen Kate Moss in 2009 verklaarde dat ze leefde volgens het motto ‘Nothing tastes as good as skinny feels,’ kreeg ze de halve wereld over zich heen. De gepaste reactie te midden van de ophef over de invloed van modellen en de media op eetstoornissen bij vrouwen natuurlijk, maar ik vond het vreemd. Ik kon me namelijk volledig vinden in haar uitspraak. Ik leef al jaren volgens een streng eet- en sportregime. Niet dat ik van het Kate Moss skinny-kaliber ben, voor mij geldt eerder dat niets zo goed smaakt als mijn sort of skinny voelt. Mijn lichaam lijkt in de verste verte niet op dat van Kate, maar dat is ook niet wat ik ambieer. Er zit geen supermodel in mij, screaming to get out. Mager ben ik nooit geweest, wel aan de dikke kant, al was dat ook iets wat zich vooral in mijn hoofd afspeelde.

Calorieën tellen doe ik niet; ik weet alles uit mijn hoofd. Voor caloriebommerige recepten en producten heb ik een blinde vlek ontwikkeld. Ter verduidelijking: het gaat mij niet om afvallen, en ook niet simpelweg om ‘op gewicht blijven’. Er is een tijd geweest dat ik verstrikt bent geraakt in een naar anorexia neigend net. Een zwart gat waarin ik nooit meer terecht wil komen. Mijn systeem gaat over het balanceren op het randje tussen net wel en net geen eetstoornis. Met niets of nauwelijks meer kunnen eten als uiterste aan de ene kant van de lijn, en vetrollen, muffin tops en onderkinnen aan de andere. Ik ben aan beide kanten geweest en laten we zeggen: geen van de twee ga ik als het aan mij ligt ooit weer met een bezoek vereren. Balanceren dus, want slecht in mijn vel zitten associeer ik met kilo’s, en kilo’s vragen om extreme maatregelen. Het verschil tussen gelukkig en ongelukkig zijn zit voor mij nou eenmaal in een paar kilo, een bot dat ik onder mijn vel voel prikken, een duidelijk zichtbaar sleutelbeen, een rib, harde spieren onder mijn huid.


‘Nothing tastes as good as skinny feels’

Laatst hoorde ik de term ‘managing anorexic’, een etiket dat mij denk ik op het lijf is geschreven: voor normaal etende mensen lijkt mijn eetpatroon wellicht op dat van iemand met anorexia: beperkt, een tikje obsessief, controlfreakerig. En natuurlijk gaat het over controle, maar in mijn geval controle óver anorexia.

Inmiddels is mijn gewicht al jaren heel stabiel en gezond (een BMI van 20.6). Binnen mijn eigen gewichtspectrum ben ik aan de dunne kant, en dat wil ik graag zo houden. Mij gaat het er nu vooral om dat ik the best that I can be ben, en ik ben bereid om daarvoor alles te doen zonder dat het echt ten koste gaat van mijn leven op andere fronten – werk, sociaal, de liefde. Maar in vergelijking met anderen ga ik geloof ik best heel ver.

REGIME
Mijn belangrijkste regels zijn: ontbijt als een koning, lunch als een heer, dineer als een sloeber. Zes eetmomenten per dag om de verbranding op gang te houden. Weinig vet, geen vlees, geen suiker en vier à vijf keer anderhalf uur sporten per week.
In de praktijk gaat het zo: op werkdagen als ontbijt twee mokken koffie met magere melk en twee of drie geroosterde biologische zuurdesemboterhammen met een half plakje 20 -kaas, dan halverwege de ochtend een banaan, al laat ik die ook weleens liggen voor de vieruurdip. Lunch bestaat meestal uit zes dunne crackers belegd met magere geitensmeerkaas of hummus en plakjes komkommer of tomaat. Tussendoor misschien wat fruit of nog een droge cracker. Kauwgom, dat leidt af van het hongergevoel en geeft smaak, en dan met gezonde trek op naar huis waar ik tegen 19.00 uur drie rijstwafels met hüttenkäse en tomaat eet, gevolgd door een schaaltje 0%-vet-yoghurt. Dan van 20.00 uur tot ongeveer 21.30 uur sporten – elke maandag, dinsdag, woensdag, als het lukt donderdag, zaterdag en liefst ook zondag. Drie kwartier aerobics of hardlopen, gevolgd door een hele reeks been-, bil- arm- en buikspieroefeningen. Daarna nog een appel en wat suikervrije dropjes. Verder drink ik de hele dag door cola light en nog een stuk of wat cappuccino’s met halfvolle melk.


'Mijn systeem gaat over het balanceren op het randje tussen net wel en net geen eetstoornis'

OF IK TAART LUST?
Op vrije dagen begin ik de dag met drie crackers met 20 -kaas en een beetje boter –sinds kort, want ik weet dat ik veel te weinig vet binnenkrijg. Als ik later weer honger krijg nog eens drie crackers met hetzelfde. Dan sporten en daarna twee boterhammen, of als ik boodschappen gedaan heb een vers meergranenbroodje met hummus, magere kaas of verse harde geitenkaas – in de magere variant natuurlijk – het toppunt van verwennerij. Koken stelt bij mij weinig voor, negen van de tien keer is dat in het weekend of op avonden dat ik niet sport kikkererwtensalade met verse kruiden en olijven of couscous met verse groente. Het helpt dat ik alleen woon, niemand die kritische vragen stelt, de koelkast vult met verboden middelen of me ‘verrast’ met een tafel vol eten van het soort waar ik niet op zit te wachten. Verder weiger ik standaard koekjes, en de laatste keer dat ik een stukje taart heb gegeten moet ergens in het vorige millennium zijn geweest.

De lastigste onderdelen van etentjes bij bourgondische vrienden en het uit eten gaan heb ik jaren geleden al met een truc kunnen ondervangen. Ik schrapte simpelweg bepaald voedsel uit mijn lijst, en voerde daarvoor allerhande argumenten aan, van principekwesties (vlees), tot adviezen van experts. Ik overtuigde mezelf en anderen ervan dat ik geen taart lust, helemaal niets heb met koekjes, niet warm of koud word van chocola, dat ik slagroom ontzettend vies vind, pijn in mijn buik krijg van gefrituurd eten (geen leugen) en sauzen om van te huilen. Uit eten gaan doe ik dus wel, met inachtneming van bovenstaande en in geval van lastige vragen verklaar ik aan tafelgenoten dat ik het liefst gezond eet, alleen dingen die daadwerkelijk iets voor me doen – geen crap. Dat gaat goed, al kost het soms van tevoren wel wat hoofdbrekens en geplan: is er de rest van de week voldoende tijd en gelegenheid voor een nog net iets strenger eetplan ter compensatie en kan er dan minstens vijf keer gesport worden? Vervolgens research: wat staat er op de kaart van het restaurant? Ik bepaal graag van tevoren wat ik eet en vooral hoeveel. Daarover maak ik dan afspraken met mezelf om enig schuldgevoel achteraf bij voorbaat te kunnen pareren. Preventief sporten en preventieve ‘balansdagen’, it’s all part of the game.


'Het helpt dat ik alleen woon, niemand die kritische vragen stelt of de koelkast vult met verboden middelen'

REALITYCHECK
Ik denk weleens dat ieder ander die zo zou eten als ik broodmager zou zijn. Maar ik heb nogal een strijd te leveren met mijn genen. Als tiener was ik fors – ik weeg nu minder dan op mijn twaalfde. Met ouders die elke zondagavond een nieuw dieetvoornemen aankondigden (en dat tot maandagavond volhielden), begon ik aan een duizendcalorieëndieet. Met effect: vijftien kilo eraf. Er ging een wereld voor me open. Ook die van controle uitoefenen op je lichaam. Een paar jaar en een paar kilo’s later herhaalde het lijnen zich, ditmaal met maaltijdvervangers. Resultaat: slank en stralend. Tot ik stopte met roken. De vier kilo erbij voelden als tonnen en ik besloot tot drastische maatregelen. Het begon met het schrappen van alle lekkers maar al snel sloeg het door toen ik merkte dat ik hongergevoelens kon negeren. Het werd een wedstrijd tussen maag en wilskracht, en die laatste won het vaakst. Een abonnement op de sportschool, een steeds langer wordende zwarte voedsellijst, laxeer- en dieetpillen maakten de obsessie compleet. Een klein jaar lang had het me volledig in de greep. Ik kon aan niets anders denken dan eten en raakte compleet verstrikt en geïsoleerd. Het raarst was dat ik mezelf niet meer herkende op foto’s – in mijn hoofd was ik veel forser dan het meisje dat ik op de foto zag, heel vervreemdend. Ik ben in die tijd nooit gevaarlijk mager geweest, volgens de medische norm was er slechts sprake van ietsje ondergewicht. Geestelijk gezien was er wel van alles aan de hand, alsof alle plezier in het leven uit me gezogen was. Ik kon zelfs niet meer lachen. Uiteindelijk hebben vrienden me ervan overtuigd hulp te zoeken en na een tijd therapie en een wekelijkse realitycheck bij een diëtist, ging het de goede kant op. Helemaal loslaten lukte niet, maar ik kon langzaam wel weer genieten, en het belangrijkste: de echt scherpe randjes van de obsessie verdwenen. Met die achtergrond vind ik dus eigenlijk dat ik het nu, hoewel nog steeds wat krampachtig, heel goed doe.

KIEZEN
Ik geloof niet dat ik te weinig eet. Ik zorg dat ik nooit honger heb – ik wil wel normaal kunnen functioneren – en ook dat ik nooit een buik heb die op knappen staat. Ik denk wel dat ik wat gevarieerder zou moeten eten, maar dat betekent me opnieuw verdiepen in alle ingrediëntenlijsten en dagelijks verzinnen wat ik moet of wil eten, en dat geeft te veel stress. Ik ben bang dat het dan weer een obsessie wordt.
Mijn leven wordt nu slechts deels bepaald door eten en sporten, die controle wil ik wel houden. Maar gelukkig is het ook een heel leuk leven waarin heel veel gebeurt. En daar horen ook uitspattingen bij. Mijn grootste, op het gebied van calorieën, is alcohol. Gek genoeg heb ik daar geen problemen mee. Ik beperk me wel tot het weekend, en drink altijd in combinatie met flinke sessies op de dansvloer – vooral om het plezier in dansen, maar het maakt het ook een beetje goed, soms gaan er op een avond zo tien glazen drank naar binnen. Je snapt: als ik niet op mijn eten zou letten en niet zou sporten, zou het hek van de dam zijn.
Call me crazy, maar hier voel ik me goed bij. Mijn strenge patroon geeft rust: ik weet dat ik binnen de perken blijf en wat ik eet vind ik allemaal serieus lekker. En neem van mij aan: als ik mezelf zou laten gaan zou ik misschien niet eens zo heel veel dikker wórden (geen optie trouwens, dat durf ik niet aan) maar ik zou me wel heel veel dikker vóélen – het geweten weegt zwaar wat dat betreft. En ik geef je op een bordje dat ik stukken minder prettig in de omgang zou zijn. Something’s got to give, en dan is de keuze dus makkelijk: dan maar geen bacchanalen, proeverijen, comfort food en zoetigheid, being the best I can be werkt het best op een niet al te volle maag.

Dit verhaal verscheen oorspronkelijk in ELLE.

Rekenen winkels hogere prijzen voor mannen dan voor vrouwen?