In 2000 kwam de band Doe Maar weer samen, voor een aantal reünieconcerten. Daarnaast brachten ze hun laatste studioalbum uit, met de toepasselijke titel Klaar. Mijn ouders kochten deze cd en ik smokkelde hem mee naar mijn tienerkamer. Zo raakte ik als vijftienjarige puber in de ban van de muziek van een band die een jaar voor mijn geboorte op het hoogtepunt van zijn roem uit elkaar was gegaan. Toevallig kwam ik tegelijkertijd in de klas te zitten met een zoon van Doe Maar-zanger Henny Vrienten, die een goede vriend van mij werd.

Klaar gaat over de angsten van mannen van middelbare leeftijd. Henny Vrienten zong al in 1982: Is dit alles? Op Klaar probeert hij in het nummer Leven met een zeven juist de schoonheid van het kleine burgergeluk te bezingen. Maar hij lijkt dat niet vol te houden: even later trekt hij in Aan de bewoners van dit pand weer ouderwets van leer tegen een gezin dat volledig ingedut is.

Het lievelingsnummer van mijn ouders was Bij elkaar, waarin Ernst Jansz zingt: ‘Blijven wij bij elkaar, om eelt op ons hart te kweken? Blijven wij bij elkaar, tot dat hart niet meer kan breken?’ Ik denk dat deze tekst ze zo ontroerde omdat zij ook regelmatig op een breekpunt hadden gestaan, waarna ze toch telkens besloten hadden om samen door te gaan.


'Ik liep jarenlang achter meisjes aan die mij net niet wilden'

Mijn ouders vormden een uitzondering. In 2001 werden 37.104 echtscheidingen aangevraagd, veel meer dan in 1991 (28.419) en een record. In mijn klas maakte bijna wekelijks iemand bekend dat zijn ouders uit elkaar gingen. Kwam deze golf van uiteengaan door de reünietour van Doe Maar, die de lustgevoelens van volgroeide tienermeisjes had aangewakkerd, of die kalende babyboomers versneld in hun midlifecrisis had geduwd? Ik kon het Henny Vrienten niet vragen: toen ik eenmaal regelmatig bij mijn nieuwe vriend over de vloer kwam, was ook zijn vader bij diens nieuwe vriendin ingetrokken.

Liefdesbang
Vorig jaar kocht ik het boek Liefdesbang: overwin verlatingsangst en bindingsangst. Op de achterkant van de felroze kaft vond ik tot mijn verrassing een aanbeveling van Doe Maar-zanger Ernst Jansz: ‘Leerzaam en ontroerend. En o, wat valt er veel te herkennen.’

Bindingsangst. Hoe kon het dat ik in deze positie terechtkomen was? Ik was juist altijd een heel romantische jongen geweest – dat was ook de reden dat ik zo van de muziek van Doe Maar hield. Als ik mijn lievelingsserie Sex and the City keek, juichte ik voor Aidan en verfoeide ik Mr. Big. Maar naarmate ik opgroeide bleek dat ik ondanks – of dankzij – mijn romantische inborst steeds eenzamer werd. Ik liep jarenlang achter meisjes aan die mij net niet wilden. Als een meisje mij wel leuk vond, zag ik al snel een opeenstapeling van imperfecties.

Toen ik mijn vriendin ontmoette, besefte ik dat ik dit keer moest doorzetten. Maar hoe fijn ik het ook vond om met haar samen te zijn, ik wilde niets inleveren. Elke keer als ze over samenwonen begon, voelde het alsof iemand langzaam mijn keel dichtkneep. Ik hield mijn afstand door in mijn hoofd voortdurend de rimpels in haar ooghoeken en de donshaartjes op haar kin uit te lichten. Ik kon niet geloven dat dit alles was en dacht nog steeds dat er ergens een mooiere, slimmere en geilere vrouw op me wachtte. Mijn vriendin was zo onzeker dat ze deze voortdurende onzekerheid pikte. Maar als ze toch dreigde om weg te gaan, brak ik plotseling en smeekte ik haar om te blijven. Op dat soort momenten zag ik echt wel in dat ik een probleem had. Daarom greep ik naar dat zelfhulpboek. Ik wilde er echt vanaf.

Volgens Hannah van Cuppen, de schrijfster van Liefdesbang, weten mensen met verlatingsangst en bindingsangst elkaar blind te vinden. Er ontstaat vervolgens een frustrerende dynamiek van aantrekken en afstoten, die ze ‘de dans’ noemt. ‘Wat je gemeen hebt is dat je allebei diep van binnen even bang bent,’ schrijft ze. Deze dans is bijna niet te doorbreken. Dat herkende ik: hoewel mijn vriendin en ik nooit zeker van elkaar waren, lukte het ons ook nooit om het uit te maken. Onze twijfel was verslavend.


'Het is moeilijk om je verlangens te veranderen. Ik geloofde in de perfecte liefde'

Ik begreep nu dat ik aan bindingsangst leed, die zo kon omslaan in verlatingsangst, en dat dit me voor altijd zou blijven achtervolgen. Wat nu? Het is heel moeilijk om je verlangens te veranderen. Ik zag nog voortdurend alle onvolkomenheden in het uiterlijk en het innerlijk van mijn vriendin, als een gekmakende serie foutmeldingen op een computer, en ik geloofde nog steeds in de perfecte liefde. Hoe kun je tegen jezelf zeggen dat wat je denkt niet klopt, zonder door te draaien? In het begin lukte dat ook niet en kwam ik in een diepe depressie terecht. Van Cuppen komt met een ouderwets Freudiaanse oplossing: kijk naar de pijn uit je jeugd.

Volledig in paniek
ls jong kind droomde ik soms dat mijn ouders doodgingen in een auto-ongeluk, waarna mijn broertje en ik bij onze peetouders moesten wonen. Op latere leeftijd wist ik zeker dat mijn mooie jonge moeder een affaire had en van ons weg zou gaan.

Het is logisch dat een kind bang is om verlaten te worden: in de natuur zou je zonder de bescherming van je ouders een zekere dood gestorven zijn. Maar bij mij werd het erger naarmate ik ouder werd. De angst was ook niet uit de lucht gegrepen: mijn ouders verdwenen soms echt. Op mijn tiende (toen Henny Vrienten vooral filmmuziek maakte) ging mijn vader of mijn moeder vaak een week bij vrienden logeren. Ze probeerden hun hevige ruzies bij ons weg te houden. Als ze allebei thuis waren, luisterde ik ’s avonds boven aan de trap naar hun geschreeuw.

Ik probeerde als oudste kind sterk te zijn en zelfs te bemiddelen in hun conflict. Op andere momenten moest ik dan heel hard huilen, zonder dat ik begreep waarom. Als mijn vader en moeder een avond uitgingen, raakte ik volledig in paniek. Ik belandde bij een kinderpsycholoog. Met haar hulp ontwikkelde ik een aantal trucs. Als mijn ouders naar de film waren, deed ik in mijn bed alsof ik op afstand met ze kon praten – WhatsApp bestond nog niet. ‘Het is oké, we zijn wat later omdat er file is,’ zei mijn vader dan zacht. Ik knikte en viel in slaap.

Scheiden of blijven
Toen ik mijn moeder over Liefdesbang vertelde, stond ze op en trok ze een ander boek uit de kast. ‘Hier heb ik veel aan gehad toen het niet goed ging tussen je vader en mij,’ zei ze. Scheiden of blijven: een gids die je helpt bij het nemen van de juiste beslissing, las ik op de kaft.

Relatietherapeute Mira Kirshenbaum bespreekt in elk hoofdstuk een zogenaamde diagnostische vraag (‘Denk aan de tijd dat alles tussen jou en je partner op zijn best was. Kun je nu zeggen dat alles tussen jullie toen ook écht heel goed was?’) en eindigt met een simpel devies (‘Als alles op het “beste” moment van de relatie tussen jullie beiden niet goed aanvoelde of niet goed liep, durf ik gerust te zeggen dat het beter is als je weggaat.’) Omdat ik zo erg twijfelde aan mijn relatie, maar ook aan mijn eigen ideeën over liefde, was het prettig om zulk helder advies te krijgen.

Er was echter één probleem: mijn moeder was vergeten dat zowel zij als mijn vader aantekeningen had gemaakt. Het boek stond dus vol met vertrouwelijke informatie over hun huwelijk. Mijn moeder was duidelijk de eerste lezer geweest, met haar kleine commentaar (‘Klopt’), terwijl mijn vader er in de tweede golf zijn rationele vermogen op had losgelaten (‘Hoeveel geeft zij eigenlijk?’). Ik probeerde deze potloodflarden te negeren, maar toen ik bij het hoofdstuk over seks aankwam, heb ik toch maar even een uurtje zitten gummen.

Ik begreep wel dat mijn vader zich aangevallen voelde. Het boek leek zich uitsluitend op een vrouwelijk lezerspubliek te richten, net zoals Liefdesbang overigens. Ook op internet vond ik vooral twijfels van vrouwen en klaagzangen over bindingsangstige mannen. In elk advies, hoe professioneel ook, zat een bepaald feministisch venijn. Ik werd steeds als verloren beschouwd, terwijl een vrouw die met een onverbeterlijke narcist als ik in een relatie zat, nog kon vluchten. Zo kwam ik tijdens het lezen van Scheiden of blijven al snel tot de conclusie dat mijn vriendin bij mij weg moest gaan. ‘Diagnostische vraag 12: Ben je bereid om je partner meer te geven dan je al doet, zonder daarvoor ook meer te verwachten van haar kant?’

Deal with it
Dat was precies de vraag die Dr. Engel mij stelde: ‘Wat gééf jij eigenlijk in je relatie?’ Mijn meest recente psycholoog had grijs, piekerig haar, licht uitpuilende ogen en een permanent ironisch lachje op zijn gezicht. Hij leek een beetje op een wijze, grappige uil.

‘Ik ben vaak ook lief hoor,’ sputterde ik al tegen. Engel onderbrak me direct. ‘Ja ja,’ zei hij, ‘jij geeft ook. Dan kom jij langs, en dan neem jij friet mee.’ Hij leunde achterover en lachte een beetje om dit beeld. Ik keek hem verward aan. ‘Friet?’ ‘Nee, ja, jij neemt friet mee,’ zei hij, bijna tegen zichzelf. ‘Maar daar houdt ze helemaal niet van, en ik…’ ‘Hoezo niet?’ sprak hij verbaasd. ‘Iedereen houdt toch van friet? Een beetje mayo erbij, heerlijk. Ja, nee, jij neemt friet mee.’ Nu moest ik ook lachen. Ik begreep niet helemaal wat hij met deze metafoor bedoelde – en of het überhaupt een metafoor was. Maar na alle pogingen om met mijn verstand en boeken mijn denken te veranderen, was deze absurde grap het ideale medicijn. Ik kon lachen om mijn eigen narcisme, zonder dat ik meteen weer het gevoel kreeg dat ik de duivel was.


‘Als je denkt aan voor altijd samenzijn, denk je aan het einde van je bestaan. Dat is eng’

Op weg naar huis luisterde ik naar de Savage Lovecast. De homoseksuele Dan Savage geeft in deze podcast op een heel directe manier antwoord op vragen van luisteraars over seks en liefde. Een meisje vertelde over haar bindingsangstige vriend. Savage, die normaal zelfs geduldig reageert op mensen met een fetisj voor klerenhangers, was opvallend geërgerd over dit fenomeen. ‘Ik heb zo genoeg van dat cliché,’ zei hij zuchtend. ‘Die mannen zijn gewoon bang voor de dood. Wat een mietjes. Het is heel simpel. Als je denkt aan voor altijd samenzijn, denk je automatisch aan het einde van je bestaan. En dat is eng. Maar we gaan allemaal dood. Deal with it.’

Opeens begreep ik het. Romantiek is perfectionistisch, en dat is weer kinderachtig en narcistisch: je verwacht dat je alles krijgt wat je wilt, en bij een klein gebrek begin je verongelijkt te verlangen naar een nieuwe kans op perfectie. Maar zo blijf je nooit lang genoeg op één plek om diepgang te kunnen creëren, en ontwikkel je je nauwelijks. ‘Is dit alles?’ vraagt zo’n man zich af; in feite zou zijn vrouw dat aan hem moeten vragen.

De dynamiek doorbroken
Mijn vriendin en ik wonen nu twee maanden samen. Het duurde lang voordat het lukte om ons aan de dynamiek te ontworstelen. De oplossing lag uiteraard in liefde voor onszelf. Zodra zij meer zelfvertrouwen kreeg, begon ze voor het eerst serieus aan onze relatie te twijfelen. Ik bepaalde niet meer het tempo, wat in eerste instantie pijn deed, maar het maakte onze verhouding gelijkwaardiger. Zij gaf toe dat ze samenwonen ook eng vond, waardoor ik niet meer de enige klootzak was. Ik gaf me vaker over aan mijn behoefte aan warmte. Intussen probeerde ik om niet van zelfkritiek naar zelfhaat door te schieten. Toen ik mezelf toestond om een beetje bang te zijn en de tijd te nemen, merkte ik opeens dat de angst voor samenwonen verdween en ik er zin in had.

Het blijft vreemd om te merken hoe moeilijk we kunnen doen over iets wat zo fijn is. Intimiteit is heel simpel. Als ik me nu angstig voel, ga ik gewoon met mijn vriendin op de bank liggen en druk ik mezelf zo dicht mogelijk tegen haar aan. Ik ga dood, denk ik dan, dat is zeker. Maar nu nog niet.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in ELLE