'Ik vind een festival als een Big Mac: op het plaatje ziet het er fantastisch uit, maar in het echt valt het toch tegen. Mijn vriendinnen spreken de zin 'het festivalseizoen is weer begonnen' uit alsof ze elke week met een kokosnoot vol rum op een Balinees strand gaan zitten, maar volgens mij vertoeven ze die weekenden gewoon in een tent. Met waterflessen gevuld met wodka.

Daar gaat het natuurlijk helemaal niet om, die tent en die goedkope wodka. Dat snap ik wel. Het gaat om vrijheid, muziek en er even helemaal uit zijn. Loslaten. Want raven is leven.

Maar ik kan daar helemaal niet van genieten. De laatste keer dat ik in een tent heb geslapen – op vakantie – wilde ik bewijzen aan mijn toenmalige vriendje dat ik geen snob was. Dat is niet gelukt. Hij was de tent namelijk nog aan het opzetten toen ik al huilend m'n moeder belde.

Ik kon me weinig erger leed voorstellen dan slapen op een Franse camping vol Nederlanders, met dertig graden, op een luchtbed. En dat ik m'n tanden dan moest poetsen in een wasbak waar je nog de opgezwollen stukjes pasta zag liggen van je gezellige Brabantse buren die net hun afwas hadden gedaan. Of dat je met een wc-rol naar dat gore hok liep en zo'n ander Hollands blij ei je nog even 'succes hè!' toewenste. Ik rilde van deze schijnsaamhorigheid.

Huilend je moeder bellen omdat je één nacht in een tent moet slapen is nogal onredelijk. Hoezee voor zelfreflectie. Maar het leerde me wel dat je mij niet op een camping moet stoppen. Of ik daar nou een muziekfestival bij krijg, of niet. Want ik ben daar helemaal niet 'even uit de drukte van alledag'.

Weet je wel hoe kolere veel mensen er op de meeste festivals zijn? Ik kan je vertellen dat ik in mijn dagelijkse gangetje naar het park en de supermarkt in de Amsterdamse Rivierenbuurt echt een hele hoop minder mensen tegenkom dan op zo'n hippieveld. Daarbij zijn er ook veel te veel bekenden - ik heb in Groningen gestudeerd en ik denk dat wanneer je alle ex-Groningers zou verbieden naar een festival te gaan, er ineens nog maar de helft van je publiek overblijft (dat zou ik dan wel weer lekker rustig vinden).

Drukte en oncomfortabele omstandigheden op een camping, daar associeer ik een festival mee. En drugs, want die vieren ook altijd hoogtij. Zoals ik al eerder beschreef, doe ik dat nooit (want: paniekerig) en dan zit je er toch effe wat anders in dan de mensen die denken dat ze vrijheid, geluk en liefde hebben gevonden omdat ze een halve XTC-pil hebben verorberd en in dat meisje met die gehaakte croptop ineens de moeder van hun kinderen zien. Ook valt het me op dat op een plek waar je zo 'lekker jezelf mag zijn', de enige onderscheidende factor van elke festivalganger de kleur van die bandana op z'n hoofd lijkt.

Je begrijpt: het festivalseizoen gaat rustig aan mij voorbij. Ik heb geen kaartjes voor Lowlands en geen kaartjes voor Sziget. Want ik ga voor geen goud meer in zo'n tent. Al kreeg ik er een kokosnoot met rum op een Balinees strand bij.'

'Ik gebruik nooit drugs en dat lijkt tegenwoordig een uitzondering' >