1. O! Ze is bevallen!
2. Wat is het?
3. Een meisje!
4. Wat leuk.
5. (Ik kan het weten.)
6. Dat heeft ze snel gedaan.
7. Twee-en-een-half uur.
8. WOW.
9. Tja, je hebt van die mazzelaars.

10. Maar. Wacht even.

Comfort, Bag, Luggage and bags, Brick, Baby Products, Brickwork, Lap, Picture frame, Shoulder bag, Baggage,

11. Is dit DE foto van het prinsesje?
12. Met Kate?
13. Ze is VANOCHTEND toch bevallen?
14. Maar.
15. DAT HAAR.
16. Hoe dan?
17. DIE JURK.
18. …
19. Alsof ze even zijn gaan lunchen.
20. Het is nu? 19.30.
21. En ze is bevallen om? 9.30.
22. DOE NORMAAL.
23. Heeft ze dan de rest van de dag in de make-up gezeten?
24. Moet haast wel.
25. Ik bedoel. HALLO.
26. En DIE JURK.
27. Wat had ik ook alweer aan toen ik het ziekenhuis uitliep?

28. (Wacht.
29. Ik liep niet.
30. Ik zat in een rolstoel.
31. Zit niet iedereen die net bevallen is in een rolstoel?
32. Ik kon volgens mij niet meer lopen.
33. Of nou ja, liever niet.
34. Zéker niet met drie pakken kraamverband in mijn broek.)

35. Geen jurk.
36. Zéker geen jurk.
37. En al helemaal geen WITTE jurk.
38. Wat voor (w)onderbroek zou zij er onderaan hebben?
39. (Is het raar dat ik dit denk?)
40. Hey. Zie ik wel een buikje?
41. Ja!
42. Gelukkig.
43. She’s human!

Smile, Sleeve, Facial expression, Interaction, Sweater, Laugh, Love, Bracelet,

44. Mag ik het nog even hebben over DAT HAAR?
45. Potdikkie, wat heeft ze toch goed haar.
46. Óf een hele goede haarstilist.
47. (Wil ik ook.
48. Een haarstilist.)
49. Ze ziet er wel moe uit.
50. Gelukkig.
51. She’s human!

Clothing, Sleeve, Trousers, Human body, Shoulder, Collar, Shirt, Standing, Joint, Outerwear,

 
52. STAAT ZE NOU OP HAKKEN?
53. Wat doe je jezelf aan mens!
54. Je hebt net een KIND gebaard.
55. Wat zou ik doen als er buiten 300 man op me stond te wachten?
56. Tja.
57. Hetzelfde. Haar, make-up, jurkje.
58. Maar GEEN hakken.
59. Welke schoenen had ik ook alweer aan?
60. (Jeez, het is pas drie maanden geleden.
61. Nu al alles geblokkeerd.)
62. Lijkt me best raar.
63. Dat je ligt te bevallen en de hele wereld weet het.
64. Oh de druk.
65. (Flauw woordgrapje.)
66. Ugh, bevallen.
67. Moet er NIET meer aan denken.
68. Is het al tijd voor wijn?