We legden hem in bed, en boem: negen uur later werd hij wakker.

Voor die tijd waren wij al vier keer opgestaan en bij zijn bedje gaan kijken, om te controleren of er niet iets mis was. Zijn gebruikelijke gehuil om half drie had hij overgeslagen. Dat van half vijf ook. Pas om een zalige half zeven 's ochtends werd hij wakker. Het voelde voor ons laat in de middag.

Eerst waakten we voor optimisme. ‘Dit kan toeval zijn,’ mompelde ik beslist tegen Sarah. ‘Weet je nog toen hij een maand oud was, en ineens vier nachten doorsliep, en daarna niet meer? Dat zal dit ook wel zijn.’
‘Misschien is hij wel ziek,' zei Sarah bezorgd.


De tropenweken waren voorbij: nu kon ons leven weer beginnen.

De nacht daarop legden we hem opnieuw in bed, en deed hij verdomd-nog-aan-toe hetzelfde. Negen uur lang, out cold. En langzaam begon er zich een feeststemming van ons meester te maken. Doorslapen na vier maanden, het kan niet waar zijn. De tropenweken waren voorbij: nu kon ons leven weer beginnen.
En op den duur gingen wij, zoals bij alles wat de baby doet of niet doet, het doorslapen zien als een prestatie van onszelf.

‘Het is wel écht goed dat we hem zo snel al in zijn eigen bed hebben gelegd,’ zei Sarah, gewoontegetrouw fluisterend aan de keukentafel. ‘We zijn misschien chaotisch, maar aan dat ritueel hebben we heel streng vastgehouden.’

En dat klopt. Voordat Ezra geboren werd hebben we maandenlang gesteggeld over waar we hem in zouden leggen. We hadden een co-sleeper, waarbij je de baby in een bedje legt dat je als het ware aan je eigen bed kunt vastklikken. We hadden een campingbed, een reiswieg, een wat gammel ledikant dat een erfstuk was van Sarahs Indische overgrootmoeder. En we hadden een groot houten bed van de Ikea.

De eerste maand sliep Ezra in een wiegje naast ons bed, maar dat was een ramp. Een baby, of onze baby in ieder geval, maakt de hele nacht geluid, soms in zijn slaap, soms wakker, als een spelletje pacman op het laagste volume: uh uh uh uh uh uh uh uh.

No mas.

Dus hebben we hem na een maand in zijn bed in zijn eigen kamer gelegd, met al z’n knuffels, en z’n twee speeldoosjes, in z’n blauwe pluche slaappak en z’n favoriete zijden toeristensjaaltje met daarop afbeeldingen van het Lago Maggiore. Eerst was het huilen, maar na twee dagen vond hij het prima. Behalve dat hij dus nog drie keer per nacht wakker werd met honger.

Daar waren we blij mee, al voelden we ons ook schuldig. Want in het ouderschap van de 21e eeuw is het helemaal niet zo vanzelfsprekend om je baby op zijn eigen kamer in zijn eigen bed te leggen. Sommige mensen vinden dat zielig. Andere mensen vinden het óók zielig om je baby in een wiegje naast je bed te leggen.
Sommige mensen vinden eigenlijk alles zielig.


'Bij de IKEA verkopen ze bedden voor het hele gezin - die ouders zijn gek'

Wie wil begrijpen hoe de inmiddels dertig geworden millennials hun kinderen opvoeden moet weten dat ze tegenwoordig bij de IKEA bedden verkopen voor het hele gezin. Dat wil zeggen: bedden waar vader, moeder en kinderen met z’n allen in slapen; tegelijk.
Daar mag u van vinden wat u wilt, en misschien zegt u: ik heb daar niet zo’n sterke mening over. Maar dit is een column, dus ik zal u de mijne geven: die mensen zijn gek.

Goedbedoeld gek, misschien, maar dat betwijfel ik eigenlijk ook. Want wie een baby niet in een eigen bed laat slapen, ontzegt dat kind een grootse les in leven: het bitterzoete genot van alleen zijn.

Alleen zijn is iets wat we langzaam verleren. Dit, terwijl er nu eenmaal dingen in het leven zijn die je alleen moet doen. Poepen. En sterven. Die kleine vierkante gehakt-bakstenen van de Febo eten (speciaaltjes heten die). En slapen, verdomme.

Tot je zestiende, minstens. Dan slaap je op een nacht met iemand in hetzelfde bed als waarin je net ontmaagd bent. En daarna krijg je relaties en eis je, na enige stille strijd, een kant van het matras. Maar tot die tijd is er niks zo belangrijk als iedere dag, al is het maar een paar uur, op jezelf te zijn. Met je eigen dromen en je eigen scheten en je eigen perverse gedachten.

Ik vraag me af of die millennialouders in hun familiebed van de Ikea doorhebben wat voor voor verstikkende kijk op het leven zij hun kinderen meegeven: kom maar bij ons onder de dekens. Je zal wel niet op je eigen kamer durven. Dat is zo zielig voor je.
Ik vraag me af wanneer die ouders seks hebben. Nooit meer? Is dat het idee?
En ik vraag me ten langen leste af of die mensen zélf nooit eens alleen willen zijn.
Zonder baby’s, zonder papflessen, zonder johannesbroodpitmeel. Een hele nacht. Wel negen uur lang. Daar doe je iedereen een lol mee.

Ik kan het inmiddels weten.

Willem Bosch is scenarioschrijver van oa Van God Los en Penoza. Sarah Sluimer schrijft aan haar eerste roman bij Atlas/Contact en maakt programma's voor Paradiso. Ze zijn trotse ouders van een prachtige zoon. Ezra. In Amsterdam. En delen, om-en-om, hun ervaringen als kersverse ouders.

//

'Je komt een hoop onuitstaanbare snuiters tegen in de wereld van het ouderschap.'

Lees verder >