Ezra was ziek.
Normaal poept hij heel weinig heel veel, maar nu was het op één dag wel vijf keer feest. Hij bleef maar huilen, had overal uitslag en bleef de hele nacht wakker.
We wisten niet dat hij ziek was, tot Sarah ook ziek werd. En daarna ik. Mijn hele studentenleven ben ik misschien twee keer ziek geweest. Allebei na een half jaar durende bender van drank, groenteloos eten en een klein beetje drugs.
Maar sinds Ezra er is ben ik al twee keer zo ziek als een hond geweest.

De eerste keer was twee weken na zijn geboorte. Mijn opa was tamelijk plotseling overleden en zou die de dinsdag daarop begraven worden. Zaterdag kreeg ik griep, zondag werd het erger, en maandag begon ik me te bedenken hoe ik in godsnaam aan mijn vader kon vertellen dat ik niet op de begrafenis zou kunnen komen. Tot die me vertelde hoe mooi hij het vond dat alle kleinzoons, zes in totaal, de kist zouden gaan dragen.
Dus pakte ik hondsberoerd de trein naar Den Bosch en verzocht ik een plekje halverwege de kerk, vlakbij de wc’s. Tijdens het In Paradisum en de communie hing ik boven de wc.


Ik vind alles best zei ik, als je maar niet begint over die fucking mannengriep

De tweede keer ziek was afgelopen weekend. Hoe klein kan je wereld worden als je met z’n drieën ziek in huis zit. Je gaat van je bed naar de wieg en weer naar bed. En waar je een week geleden nog een paar modelouders was, begin je nu heel snel oude rekeningen te vereffenen.
Ik vond dat ik zieker was dan Sarah.
Sarah zei dat zij tenminste een trooper was.
Ik vind alles best zei ik, als je maar niet begint over die fucking mannengriep die vrouwen zo ontzettend kostelijk vinden. I swear to god.

Na een dag ellende zeiden we niks meer tegen elkaar. Ezra was al lang weer beter, de rotzak. Als hij ’s nachts lag te krijsen en één van ons twee uit bed wist te kruipen om hem te halen, lag hij te grinniken alsof hij het allemaal zo georkestreerd had.
Maandagmiddag schreef ik in bed een column die voor deze plek bedoeld was. Een stukje over hoe gekmakend baby’s zijn en hoe het eigenlijk raar is dat je eigenlijk zelden hoort van ouders die hun baby verwaarlozen of nog erger: door elkaar schudden.
‘Ja,’ zei Sarah, haar eerste woorden tegen me die dag. ‘Goed stukje. Taboedoorbrekend.’
Die dag werden we even nog zieker en die nacht barsten we tegen elkaar uit in radeloze woede. Jij bent eigenlijk altijd boos op mij! Ik moet jou altijd alles honderd keer vragen. Kinderachtig gedoe.


‘Die boze column,’ zei Sarah, ‘misschien moet je die nu toch maar niet doen.’

De volgende dag was Ezra de hele dag stil. Eerst leek het alsof hij ons een dagje wilde ontzien, daarna werden we allebei bang dat hij ons had horen ruzie maken.
‘Misschien wil hij nu iets compenseren,’ peinsde Sarah bezorgd. ‘Alsof hij het voor ons gezellig wil houden.’
‘Onzin,’ zei ik aarzelend. ‘Daar zijn baby’s nu nog veel te dom voor.’

De rest van de dag gingen we steeds liever tegen elkaar doen, op het idiote af. De deur voor elkaar open houden, ín het huis, van de gang naar badkamer. Dat soort dingen. Gaat u voor mevrouw.
Aan het einde van de dag waren we beter, en zat Sarah op de bank en danste ik wat met hem door de kamer op Snoop Dogs’ Gin and Juice. Zoals de gezinstraditie dat wil. En alles was weer goed.

‘Die boze column,’ zei Sarah, ‘misschien moet je die nu toch maar niet doen.’
Dat had ik ook al bedacht. Dus schreef ik dit stukje voor de Elle, en besloot ik mijn column over het shaken baby syndrome voor later te bewaren.
Die komt over twee weken.

Willem Bosch is scenarioschrijver van oa Van God Los en Penoza. Sarah Sluimer schrijft aan haar eerste roman bij Atlas/Contact en maakt programma's voor Paradiso. Ze zijn sinds twee maanden trotse ouders van een prachtige zoon. Ezra. In Amsterdam. En delen, om-en-om, hun ervaringen als kersverse ouders.

//

'Ik denk woedend aan de moedermaffia die me vertelt dat 'dragen' 'over de hele wereld the way to go is.'

Ezra gaat voor het eerst in een ergonomische draagzak. Niet echt een succes.

Lees verder >