Op de ochtend dat mijn oudste kind, een zoon, ter wereld kwam, belde ik met mijn toenmalige baas om ouderschapsverlof te vragen.
“Voor hoe lang?” vroeg hij.
“Uhm… twee weken? Is dat oké?”
Dat leek mijn baas een alleszins redelijke periode. Dat je als jonge vader wettelijk destijds recht had op twee dagen ouderschapsverlof (inmiddels zijn het er vijf), wisten wij toen allebei nog niet.

Ik werkte voor de nog jonge Europese vestiging van een Amerikaanse platenmaatschappij en was de allereerste in het bedrijf – althans, op dit continent – die er een kind kreeg. Ik moet mijn baas dan ook overvallen hebben met de vraag. Hij wist weliswaar dat mijn wederhelft zwanger was, maar had vermoedelijk geen seconde nagedacht over de consequenties. Nu hij met de vraag geconfronteerd werd, was hij het niettemin direct met mij eens.

Tien werkdagen is een prima periode voor vaderschapsverlof. Ook voor een mentaal volstrekt onvoorbereide, zelf nog maar nauwelijks volwassen vader als ik.
Ik herinner me die twee weken als de intiemste van mijn leven. Vrouw, baby en ik verkeerden in een warme, vanzelfsprekend roze bubbel, die alles en iedereen buitensloot. Maar na veertien dagen stapte ik eruit en ging de jonge vader blijmoedig weer aan het werk. Om mijn gezin te onderhouden. Werk was tijdens mijn verlof ineens een ernstige zaak geworden.

Negentien jaar en twee dochters later staat het vaderschapsverlof plotseling in het brandpunt van de belangstelling. Minister Asscher nam een dag of wat geleden in een kinderdagverblijf het rapport met de indrukwekkende titel State of the World’s Fathers 2015 in ontvangst. Daarin wordt ondermeer gepleit voor een verlengd vaderschapsverlof, oplopend tot wel honderd dagen.

En de Britse industrieel Richard Branson, zelf ooit als platenbaas begonnen, kondigde eerder deze maand aan dat mannelijke werknemers van zijn Virgin-imperium in ’t vervolg twaalf maanden vrij krijgen om met behoud van salaris een beetje te vaderen.

Op zich is het grappig dat een bedrijf met de naam Virgin voorop loopt in zaken die de menselijke voortplanting aangaan. Het is Bransons werknemers bovendien van harte gegund en daar de baas het allemaal uit eigen zak betaalt, kun je er onmogelijk iets tegen hebben.

Je vraagt je alleen af: wat gaan die kerels al die tijd in hemelsnaam doen? Want alle emancipatoire, zalvende praatjes ten spijt: kinderen krijgen is een vrouwenzaak. Zij zijn het die de baby negen maanden met zich mee zeulen, die het moeten baren en zogen. Zij zijn het die er de fysieke en emotionele consequenties van ondervinden.

Rupturen, striae, ontstoken borsten, tepelkloven, zwangerschapskilo’s, postnatale depressie: geen man die het ooit aan den lijve heeft ondervonden. Mannen houden geen énkele kwaal over aan het krijgen van een kind. Wat te maken zal hebben met het feit dat hun inspanningen in dezen beperkt blijven tot een enkele zaadlozing.
Vooruit: en het solidair meepuffen tijdens zwangerschapsgymnastiek. Maar laten we eerlijk zijn: welke zwangere heeft daar ooit wérkelijk baat bij gehad?

LUCHTFIETSERIJ
Nee, het zijn vrouwen die al het werk verzetten. Toch hebben zij volgens de Nederlandse wet recht op hooguit zestien weken zwangerschaps- en bevallingsverlof. Vier schamele maanden. In vergelijking met Afrikaanse vrouwen die een dag na de bevalling weer op het veld staan om de cassave te oogsten, is het royaal. Maar daar is alles wel mee gezegd. Laten we het eerst eens hebben over een verlofperiode die recht doet aan de inspanningen van de vrouw voor we gratis vakantiedagen aan de man toekennen.

Vaders zijn belangrijk bij het opvoeden van een kind. In de minimaal achttien jaar die daarvoor staan, zal hij daarbij altijd een afweging moeten maken tussen werk en privé (terzijde: een carrière in de muziekindustrie is in dat verband niet aan te bevelen). Maar 100 tot 365 dagen vaderschapsverlof in het jaar waarin hij het minst nodig is, is politiek-correcte luchtfietserij.

Jerry Goossens is journalist, columnist, schrijver en vader.