Deze week ging ik sjiek lunchen met mijn beste vriend Jan. Bij Daalder, een paar straten van ons huis vandaan. 'Ik verwacht je met een zonnebril in je haar achter een glas chablis', zei Jan.

Ik deed een uur over mijn make-up en verheugde mezelf er op iets te laat bij het restaurant aan te komen lopen met Ezra blij kraaiend in het karretje. 'Parisienne met kind' zou de ondertitel van het plaatje kunnen zijn.

Toen ik zeventien was verhuisde ik vanuit de polder naar Amsterdam en ontmoette ik Jan.

Hij was een paar jaar ouder en woonde op een romantische zolderkamer die zo laag was dat hij er niet rechtop kon staan en waar de muizen 's nachts over je vingers renden. We werden verliefd. Onstuimig. Een pathetische en naïeve verliefdheid zoals je er maar een van hebt in je leven. We luisterden Beethoven's zevende terwijl we stoned naar het plafond staarden. We aten in nachtrestaurants waar we ons in taxi's lieten afleveren. We maakten ruzie in de regen. Clichés bestonden nog niet, we waren te jong om ze te kennen. Toen maakte Jan het uit. En was ik ontroostbaar. Hij vertrok naar Parijs. Ik kwam er maar niet over heen. Hij kwam terug. Ik zag hem lopen in de stad. Hij zag er slecht uit. Weer later gingen we eens koffie drinken. Hij was anders. Ingestort in Parijs, zoals ik in Amsterdam was ingestort, maar nu langzaam transformerend in een andere, sterkere Jan. Een week later vertelde hij me op een bankje aan de waterkant dat hij homo is.

Met sommige exen kun je beste vrienden worden. Met iemand die niet langer op jouw geslacht valt is dat misschien wel makkelijker. In raptempo bouwden we van de restanten van onze romance een seksloze maar esthetisch perfect gecomponeerde vriendschap.

De afgelopen tien jaar bekritiseerde Jan mijn vriendjes (allemaal niet goed genoeg), bezochten we voorstellingen (waar Jan regelmatig uit weg liep) en gingen we op vakantie naar de Bourgogne waar hij zijn fabuleuze kookkunsten (eend in de haard gestoofd, heel veel orgaanvlees) tentoon spreidde. Ook zaten we tot diep in de ochtend in de dorpskroeg te roken en mij aan de tand te voelen. Want hoe moest dat nou met die mannen. Die laatste was toch wel weer ronduit een ramp geweest.

Een week na die vakantie kwam Willem over me heen gedenderd en kon Jan voor het eerst alleen maar zeggen: 'Ja, Saar. Dit is hem wel geloof ik.' Willem op zijn beurt begreep dat hij Jan beter te vriend kon houden als hij mij te vriend wilde houden, al werd hij soms doodmoe van ons gezwijmel over Maria Callas en Meryl Streep.


Praten over zwangerschapskwalen vonden we beiden niet sjiek

Niet lang na Willem ontmoette Jan zijn vriend Floris. Een sexy Fries: hoogblond en met een vechtershoofd.

En plotsklaps waren onze wederhelften en niet wijzelf de leidraad in hoe te leven.

Als klap op de vuurpijl werd ik kort daarna ook nog eens zwanger. Jan en ik wisten allebei niet zo goed wat we daar nu weer samen mee aan moesten. Thee drinken en muffins eten was nooit echt onze forte. En praten over zwangerschapskwalen vonden we beiden niet sjiek. We gingen nog wel op vakantie, weer naar Frankrijk. Jan, Willem en ik, in een oud abattoir, omgebouwd tot woonhuis.

Jan vond dat ik best zo nu en dan een glaasje wijn bij het eten kon drinken. Willem vond dat hij zich er niet mee moest bemoeien. Zo stommelden we een paar dagen door en ging Willem om aan ons te ontsnappen soms uren mokkend vissen. We vormden, kort gezegd een vreemd driemanschap.

Naarmate mijn buik groter groeide zag ik Jan minder vaak. Ik kon me met de beste wil van de wereld even niet de elegantie voorwenden die hij zo graag in me ziet. En het oervrouwtype en Jan zijn nu eenmaal geen match.


Willem kwam thuis, zag de halflege fles staan en was verbolgen

Ezra werd geboren en Jan kwam op bezoek. Hij nam geen knuffel voor hem mee, maar een geïllustreerde editie van Les Fleurs du Mal. En toen Willem voor de eerste keer een dag weg was, stond Jan weer op de stoep om samen op de baby te passen. Een idyllische dag volgde.

Ezra lag in het schrale winterzonnetje bij het raam te doezelen, we draaiden opera en zeiden zo maar af en toe iets tegen elkaar. Bij de lunch had Jan steak tartare gemaakt, want dat mocht ik weer eten, en dronk ik mijn eerste glas witte wijn in negen maanden. Terwijl ik mijn bord leeg schraapte, voelde ik gelukzalig hoe mijn leven van voor Ezra weer een beetje begon.
Willem kwam thuis, zag de halflege fles staan en was verbolgen. Hij had dat eerste glas met mij willen drinken. Hij had gelijk, ik had me weer eens mee laten slepen.

Daar stond ik dan deze week met die zonnebril in mijn haar in de gang van ons huis. Op naar Daalder. Maar ik kreeg de kinderwagen niet van de rem en moest verhit en met een krijsende baby op de achtergrond Jan bellen om te vragen of hij eerst even langs ons huis kon lopen om me te helpen. Daar verdween de Parisienne met kind om plaats te maken voor de Amsterdamse rommelmoeder. Toen hij mij kwaad zag worstelen keken we elkaar aan en moesten we lachen. Wat een idioten zijn we toch. Het is dertien jaar geleden dat we elkaar ontmoetten en nog steeds verwachten we van elkaar een soort je-ne-sai-quoi-ongrijpbaarheid waarin de dagelijkse rotzooi van het bestaan geen plaats heeft. Waarschijnlijk zullen we dat spelletje tot aan de rollator toe blijven spelen.

De lunch liep uit. 's Avonds kroop ik moe en opgelucht bij Willem in bed. Ik was wel weer even genoeg iemand anders geweest. Slagroom is lekker, maar je moet er niet te veel van eten.

Waar het op neer komt is dit: eigenlijk heeft iedereen een Jan nodig.

Ik kan niet wachten tot Ezra hem werkelijk ontmoet.

Sarah Sluimer schrijft aan haar eerste roman bij Atlas/Contact en maakt programma's voor Paradiso. Willem Bosch is scenarioschrijver van oa Van God Los en Penoza. Ze zijn sinds drie maanden trotse ouders van een prachtige zoon. Ezra. In Amsterdam. En delen vanaf nu, om-en-om, hun ervaringen als kersverse ouders.

//

Er bestaat een waterscheiding tussen de moeders en de niet-moeders. De moeders leven voor hun kinderen. De niet-moeders voor zichzelf.

Lees verder >