Willem en ik houden erg van vlees. Of nee. Eigenlijk is vlees ons bindmiddel, de lijm die alles bij elkaar houdt, de motor achter ons bestaan, de wind onder onze vleugels, de reden dat we elkaar nooit echt een linkse directe hebben verkocht. Als we na een lange dag werken verzand raken in moe gedonderstraal en geharrewar om huishoudelijke klusjes, is er altijd iemand die zo slim is om een van de magische woorden te gebruiken. Die woorden zijn: kip, entrecote, eendenborst, schouderkarbonaadje, lamskoteletjes.


'Hij kijkt naar Willem, hij kijkt naar mij. Wij zwijgen, eten. Grommen nog net niet.'

De lucht klaart dan direct op. Daarna is het alleen nog maar een kwestie van het gewenste dier ons hol inslepen, de oven aanzwengelen en na afzienbare tijd spinnend als twee dikke poezen tegenover elkaar de buit verorberen.

Ezra zit daar tegenwoordig bij. In z'n kinderstoel wiebelt hij zijn topzware hoofd heen en weer. Hij kijkt naar Willem, hij kijkt naar mij. Wij zwijgen, eten. Grommen nog net niet. Hele kippen, daar gaan ze. Een enorme cote de boeuf verdwijnt terwijl hij even met zijn ogen knippert. Vooral Willem is een gestoorde gek als het om eten gaat. Ieder bord dat je hem voor zet is binnen vijf minuten glanzend leeg. En dan praat hij ook nog eens heel veel. Willem kauwt niet echt, denk ik. Bij nader inzien: ik wil daar eigenlijk niet te veel aan denken.  

Ezra begint te piepen. Zijn handjes reiken over de tafel, richting het laatste stukje rozerood vlees dat Willem over zijn vork heeft gedrapeerd. Willem twijfelt even, kijkt naar zijn zoon, naar mij, en stopt het dan toch in zijn eigen mond. Ik pak voor Ezra het bakje met daarin de gekookte tomaat. Zijn ogen worden groot. Hij leunt voorover, zo ver als hij kan, in de richting van de lepel. Ik geef hem een hapje, hij doet zijn mond open, schrokt het naar binnen. Hij heeft zijn mond al weer open. Ik geef hem nog meer. Weer is alles direct doorgeslikt.

Ik kijk naar Willem. Jouw zoon. Willem kijkt schuldbewust vanonder zijn wimpers naar me terug. Ezra begint nu te schreeuwen tussen de hapjes door. Niets gaat verloren, hij knoeit niet. Alles belandt waar het hoort. Een tamelijk vreugdeloze aangelegenheid is het wel. De maag moet vol. De smaak is bijzaak. Ik begin hem sneller hapjes te geven en moet me daar goed op concentreren.


'Hij kijkt erbij alsof Ezra net een Oscar gewonnen heeft. Ezra kijkt verliefd naar hem terug en het lijkt zelfs even alsof hij voor het eerst in zijn leven 'ja' knikt.'

Willem loert op het stuk vlees dat nog op mijn eigen bord ligt. Ik werp mijn boze oog zijn richting uit. 'Voor Ezra' zegt hij zachtjes. Zijn vork zit al in mijn bord. Hij takelt een piepklein stukje richting zijn eigen bord. Hij snijdt het secuur. Plet het met zijn vork. Kijkt nog even naar mij. Doen? Ik knik.

Willem schept zo voorzichtig als zijn grote mannenknuisten dat kunnen het kleine vleesbrokje op het plastic lepeltje van zijn zoon. Ezra zit met zijn mond open, klaar voor de volgende kwak tomaat. Dan schuift Willem heel voorzichtig een stuk dier bij hem naar binnen. Ezra kijkt ons verbijsterd aan. Proeft dan. En opeens lijkt hij te exploderen van vreugde. 'Hieeeuw!' klinkt het uit zijn keel terwijl hij druk blijft smakken. Hij lacht. Hij zwaait met zijn armen.

Het is de grootste beloning die we ooit van hem hebben gekregen voor onze zorg. Willem begint van de weeromstuit ook te lachen. Te glimmen. 'Vind je dat lekker?' zegt hij. Hij kijkt erbij alsof Ezra net een Oscar gewonnen heeft. Ezra kijkt verliefd naar hem terug en het lijkt zelfs even alsof hij voor het eerst in zijn leven 'ja' knikt.

Een week later kondig ik aan dat ik aan vleesvrije maandagen wil gaan doen. Ik heb de documentarie Vleesverlangen gezien. Dat was indrukwekkend. Carbon footprints enzo. We zijn verslaafden aan vlees. Dierenwelzijn. Denk aan onze zoon en zijn toekomst. Ik ratel het allemaal Willems richting uit. Hij kijkt me eerst nog aan, stort dan zijn hoofd voorover op de tafel. Gedempt klinkt 'Wil je me dood hebben ofzo?'

Ezra, die niet vies is van een beetje drama, besluit met zijn vader mee te doen en begint zachtjes te snikken. Ik kijk naar ze, die grote man en dat kleine speklapje naast hem.

'We moeten het echt doen', zeg ik vastberaden. Die dag eten we 's avonds truffelrisotto. 'Ik vind het allemaal heel makkelijk!' roept Willem een keer of twintig. 'Het kost me veel minder moeite dan ik dacht!' Hij grijnst verontrustend.
Tijdens het eten geef ik Ezra zijn hapje. Hij ziet het lepeltje, zijn gezicht klaart op. Ik geef hem de gemalen broccoli. Hij spuugt het uit. Kijkt me woedend aan. Ik kijk naar Willem. Die haalt zijn schouders op, glimlacht.

Ik kijk naar die twee. Beiden afstammelingen van Brabantse varkensboeren. Het zit in het bloed, er helpt geen moedertjelief aan. Vlees zullen ze eten. Van vlees zullen ze houden. Het vlees zal altijd hun troost, hun haven, hun genot zijn.

Deze strijd ga ik verliezen.

Sarah Sluimer schrijft aan haar eerste roman bij Atlas/Contact en maakt programma's voor Paradiso. Willem Bosch is scenarioschrijver van oa Van God Los en Penoza. Ze zijn sinds vier maanden trotse ouders van een prachtige zoon. Ezra. In Amsterdam. En delen om-en-om hun ervaringen als kersverse ouders.

//

'De een zag ik in iedere club na twee wijn tegen pilaren op rijden, de ander wilde altijd onze borsten vergelijken in de spiegel.' Lees verder >