Het verkeer reed stapvoets op de snelweg tussen Tilburg en Breda. Voor ons sukkelde een bestelbus van een woningwinkel uit Zundert. ZITTEN EN LIGGEN heette de winkel, dat stond in sierlijke word-art letters op de achterkant geschreven.

Ik sloeg op m’n toeter, opgejaagd: godver de godver. Rij nou eens dóór!

Net voor Breda nam ik de afslag richting Antwerpen en zoefde ik de twee voorraampjes van onze huurauto omlaag. We staken twee sigaretten op en rookten uit het raam. Ik heb dat al een week geleden bedacht, toen de wagen kapot ging aan de rand van de Franse peage. Via de noodlijn van het verhuurbedrijf was een reparateur gekomen die een uur of wat met onze auto verdween.

‘Ik zeg gewoon dat we hem naar rook stinkend terugkregen,’ zeg ik tegen Sarah. ‘Eerst een kapotte auto en dan ook nog een rokende monteur!’ knikt de moeder van mijn kind. Ga daar maar eens over zeiken, als verhuurbedrijf.
We hebben de baby net achtergelaten bij zijn opa en oma in Tilburg. Na een week vakantie met z’n drieën gaan we nu met z’n tweeën nog een weekend naar Antwerpen, zonder le petit bonheur. Toen we vertrokken waren leek het even alsof Sarah in tranen zou uitbarsten, maar ze hield zich sterk. Ik had nergens last van, en de baby ook niet, trouwens. Die grinnikte een keer toen we hem voor de vijftiende keer uitzwaaiden, en leek ons toen al vergeten.


‘Wat is het toch fijn dat er ook nog opréchte mensen bestaan,’ brulde ik het uit, nu bijna huilend, en ik omhelsde hem.

Ik was blij eindelijk twee dagen zonder kind te zijn. Geen flesjes, geen luiers. Ik ging m’n kop eraf zuipen. Ik ging drinken drinken drinken.
Ik zette de auto in de parkeergarage onder de Grote Markt en vroeg aan Sarah: ‘weet je wat we nu even moeten doen?’ Ze schudde haar hoofd, en ik zei: ‘niks!’
Een half uur later zaten we op het terras. Dit doen we al sinds we verkering hebben, Sarah en ik. Samen drinken op het terras, en de meest krankzinnige gesprekken aanknopen met onschuldige burgers die toevallig net even een tafeltje naast ons zijn gaan zitten.

Vanavond raakte Sarah al snel aan de praat met Maarten. Een wat grijzige man met een piepklein laptopje en een nerveuze lach. Hij bleek oncoloog. En wat ik dan meestal doe, na ernstig in de olie, is de domste vragen stellen die ik me kan bedenken.

‘Wat is de ergste kanker die je kan krijgen?’ vroeg ik hem. ‘Teelbalkanker’ zei Maarten. ‘En wat is de minst erge?’ Het bleek een soort hersentumor die heel goed te behandelen is.  

Nu begon Maarten een verhaal te vertellen over zijn uiterst succesvolle onderzoeken in de chemische biologie en verloor ik al snel de interesse, in tegenstelling tot Sarah die steeds dieper met hem in gesprek raakte. Ik haakte een beetje af omdat ik te snel had gedronken in de brandende zon, en zat nu met één oog dichtgeknepen discussies te voeren met mensen op twitter.

Dat ging een uur zo door. In mijn oor hoorde ik Maarten inmiddels vertellen dat hij twee huizen had, één in Italië, en één in Rusland. Fucking Maarten, dacht ik bij mezelf, en ik veerde overeind en vroeg: oh ja, en waar staan die huizen dan? ‘In Italië en in Rusland,’ zei Maarten. En Sarah zei: ‘dat zegt-ie toch net.’
Weer anderhalf uur later liep ik voor de zesde keer naar de bar voor twee bier en één witte wijn. Bij terugkeer zei Maarten tegen Sarah: ‘dat is een héle slimme opmerking van jou, weet jij dat? Héél slim.’ Ze hadden het over Russische literatuur. Maarten had van alles gelezen, dat beweerde hij. En Sarah vroeg hem wat zijn favoriete personage was in de gebroeders Kazamarov. ‘Oh,’ zei Maarten, ‘ik vind ze allemaal heel mooi, maar ik denk één van de broers Kazamarov.’
Welja, dacht ik. Wat een oplichter.

Het werd steeds later en steeds erger. Ik stond op om sigaretten te halen in de nachtwinkel aan de overkant van het café, en vroeg aldaar of ze ook maagtabletten hadden. Ik had last van maagzuur, van al dat drinken. De nachtwinkel had ze niet, maar een Turkse jongen achter de kassa bood me er één aan uit een half opgebruikt doosje dat hij uit zijn broekzak toverde. ‘Wat is het toch fijn dat er ook nog opréchte mensen bestaan,’ brulde ik het uit, nu bijna huilend, en ik omhelsde hem. ‘Ja, natuurlijk,’ zei de jongen.

Toen ik terugkwam vertelde Maarten net dat hij ook een eigen vliegtuig had. ‘NATUURLIJK!’ riep ik uit. Maar het zou kunnen dat Maarten en Sarah dachten dat ik het had tegen iemand op twitter met wie ik inmiddels al twee uur simultaan in discussie was, omdat ik al die tijd niet had opgekeken van mijn scherm.

Ik ga hem op zijn bek slaan zometeen, dacht ik bij mezelf. Helemaal totaal op zijn bek slaan. ‘Wie ga je op zijn bek slaan?’ vroeg de man naast me aan de bar die vreemd opkeek omdat ik al die zinnen net hardop aan de bar verkondigde. ‘MAARTEN!’ riep ik uit.
Toen ik de zoveelste ronde in mijn vuisten greep zag ik dat Sarah naar de wc zwalkte, zelf ook al verschrikkelijk dronken. Ik ga het nu doen, dacht ik. Ik ga het nu doen. Ik ga het nu doen.

‘Wat een ONZIN!’ riep ik met een schorre stem, toen ik naar buiten kwam en Maarten net aan een andere stamgast zat te vertellen dat hij ook wel eens werkte voor de geheime dienst. ‘Jij hebt nog nooit een Russisch boek gelezen man. Denk je dat ik gek ben?’


Hoe kun je nou proberen een rondje te halen, en dat het dan niet lukt? Ga gewoon op je benen staan, en loop naar de bar, lul.’

‘Wat heb jij nou ineens?’ vroeg Maarten. Maar daar had ik op gerekend.

‘En trouwens,’ riep ik, ‘waarom haal ik al de hele avond rondjes voor jou, en heb jij nog geen één rondje voor mij gehaald?’ ‘Dat heb ik geprobeerd,’ stamelde Maarten, die de hele avond nog geen één rondje had gehaald. ‘Hoezo heb je dat geprobeerd?’ lachte ik uit. ‘Wat valt er nou te proberen? Hoe kun je nou proberen een rondje te halen, en dat het dan niet lukt? Ga gewoon op je benen staan, en loop naar de bar, lul.’
Toen zei Maarten: ‘Ik geef je wel tien euro,' en toen probeerde ik de tafel omver te smijten, maar viel mijn telefoon op de grond en barstte het scherm in tien stukken.

‘We gaan naar huis!’ riep ik naar Sarah, die stomverbaasd terug kwam van de wc. ‘Ik haat Maarten!’
Sarah, die zich schuldig voelde omdat ze de hele avond met die onuitstaanbare snoever had zitten praten en mij had laten wegzakken in een spiraal van dronken waanzin ging snel met me mee.

Op de hotelkamer was ik eruit: ‘die man was geen oncoloog. Hij had niet eens een vliegtuig. Ik heb het net opgezocht: teelbalkanker is juist heel goed te behandelen. Weet je wat ik denk? Dat die man een pathalogische leugenaar was.’

‘Ja dat zou wel kunnen,’ zei Sarah, ‘maar ik heb net wel z’n LinkedIn opgezocht en daar staat het ook allemaal op.’
Ik pakte Sarahs’ ongebarsten telefoon en las de ellenlange lijst op Maartens’ LinkedIn: oncoloog, vliegtuig-liefhebber, vloeiend in Russisch en Italiaans.
‘Kun je nagaan,’ zei ik nog, ‘wat zo’n man wel niet in het werk stelt om zijn leugens geloofwaardig te maken.’

Toen viel ik in een woeste diep-snurkende slaap en droomde ik van mijn zoon die zijn vader niet eens miste.

> De columns van Willem en Sarah voor ELLE.nl worden gebundeld in een boek! Dit najaar verschijnt Ontaarde Ouders bij Lebowski Publishers.

//

'Aan mijn beste vriend die net te horen heeft gekregen dat hij een zoon krijgt.'

Lees verder >