Ik ben dertig.

Toen ik Ezra kreeg nam ik me voor dat ik het niet meer erg zou vinden om de leeftijd te bereiken, omdat we relatief best jonge ouders zijn. Van een oude ex-student, naar een jonge vader. Zo ben je altijd ergens nieuw.

Maar nu het gebeurd is steekt het me toch een beetje. Dertig. Een jonge premier zou ik zijn. Maar een oude voetballer. Een veelbelovend wetenschapper. Een ballerina van niks.

Op de laatste dag voor mijn dertigste verjaardag nam ik met Sarah een tatoeage. Het kroontje van Basquiat, die, als je hem kantelt, een E vormt. De e van Ezra. Zo was ik nog héél even een onstuimige twintiger. Nu ben ik een dertiger met een tatoeage. Ik heb in één dag mijn buitenkant en binnenkant intrinsiek veranderd.

Een volwassen man.

Het leukste van m'n tien jaar als twintiger kwam toen het decennium al voor vijfennegentig procent voorbij was, toen mijn zoon leerde lachen, en alles makkelijk werd.

Op negentig procent was Sarah zwanger. Op achtentachtig procent besloten we te gaan samenwonen. Ik voelde me nog heel jong. Ik had misschien drie onderbroeken, en twee spijkerbroeken. Ik stopte even met roken. Nu rook ik weer. Maar dat geeft niet.

Ik leefde met de peuken op de borden en de kruimels in het bed

Op zeventig procent kwam ik Sarah tegen in de grote zaal van de Balie, ze droeg een zwarte rok en had felrode lippenstift.. Daarvoor was ik heel zwart van binnen, en vaak alleen. Ik twitterde uren per dag, en maakte altijd ruzie. Ik verspilde zo godsonmogelijk veel tijd eraan, dat ik er wel eens aan denk hoe ver ik nu al had kunnen zijn met m'n werk. Hoe veel verder.

Op vijfenzestig procent lukte alles. Ik schreef ik een boek, en een televisieserie. Toen voelde ik me niet jong, maar was ik het wel. Ik vond het raar dat ik geen prijzen won. Dat niet alles sneller ging. Ik sliep vijf uur per nacht, ik was fit, van buiten. Ik kon zoveel drinken. Ik kan nog steeds veel drinken, maar toen meer. Ik leefde met de peuken op de borden en de kruimels in het bed, om met Lenneart Nijgh te spreken.

Ik had met niemand verkering. Soms denk ik dat ik Sarah zo vaak gezien moet hebben. Op die Lowlands waar het zo warm was. Op Koninginnedag bij de buitenbar van café Tabac, waar ik werkte. In de nok van P96, om vier uur 's nachts, toen iedereen al naar huis was.

Op veertig procent ging mijn moeder dood.

Op vijfendertig procent lukte niets. Ik schreef met vriend Michael een pilot voor een televisieserie die gemaakt ging worden, tot op het laatste moment de hoofdactrice zwanger bleek, en het allemaal niet door ging. Het was verschrikkelijk koud die winter, en ik had nergens geld voor. Ik at nog vaak thuis, bij mijn ouders, waar mijn broertje nog woonde.

Die is nu dokter.

Op twintig procent haalde ik m'n diploma op de filmacademie. Ik woonde op een kolossale verdieping tegenover Artis, maar moest daar uit omdat ik het huis en alles wat erin stond haast tot de grond toe had afgebroken na zes feestjes per week en dinnerparty's met oesters en dure wijn die ik tegen inkoopprijs mocht meenemen bij het restaurant waar ik werkte. Op tien procent dacht ik er over van de filmacademie te gaan en in het buitenland te gaan wonen. Op acht procent werd ik heel even verliefd, en op zes procent ook.

Twitter bestond niet. Facebook net, maar niemand had het.

Op mijn twintigste verjaardag zat ik op tafel 61 van café Star Ferry, in het muziekgebouw aan het IJ, waar ik eerst als afwasser werkte, daarna als barman, en daarna als shiftleader. Al mijn vrienden waren óf van de filmacademie, waar ik in het tweede jaar zet, óf van het restaurant, waar ik zo vaak werkte dat m'n school er onder begon te leiden. Ik dacht dat ik héél veel van wijn wist, wat niet waar was. En ik dacht dat ik alles aan kon, wat wel waar was.

Je mocht nog binnen roken. Mijn telefoon was een heel klein ding met een beperkt geheugen waardoor je voortdurend smsjes moest wissen. Twitter bestond niet. Facebook net, maar niemand had het. Al die boze mensen op internet waren dat gewoon thuis, en konden nergens met die woede naartoe. Sommigen schreven misschien brieven naar de krant.

Ik was heel bang voor de rotzooi in mijn piepkleine kamertje. Voor de vuilniszakken in de bezemkast die ik al weken geleden had moeten weggooien. Voor mijn huisbaas die zo nu en dan eens opdook om te vragen waar die stank vandaan kwam. Voor de stapel ongeopende post die steeds groter werd, van de blauwe en rode enveloppen met daarop steeds dringender wordende aanmaningen: LAATSTE WAARSCHUWING.

Die angst heb ik nog steeds.

Gisteren lieten wij Ezra achter in de kundige handen van onze oppas, een eerstejaarsstudente van de filmacademie, die zo veel slimmer lijkt dan ik toen. Ze vertelde ons dat ze meerdere dertigers kent, maar dat het opvallend is hoe volwassen wij zijn. Echte grown-ups.

'Oh nee, dat valt wel mee,' zei ik lachend. 'Wij zijn gewoon twee kinderen in een te groot huis.'

'Stel je niet zo aan Willem. Dat is echt van die milennial-bullshit,' zei Sarah. En dat klopt. Ik hou erg veel van haar.

Nu ben ik dertig en heb ik een serieuze kater en speelt mijn zoon met een plastic tamboerijn vol knopjes die we gekocht hebben in Frankrijk tijdens de laatste vakantie en die alleen maar Franse liedjes zingt.

Buiten regent het. Op mijn verjaardag. Dat gebeurt normaal nooit.

Willem Bosch is scenarioschrijver van oa Van God Los en Penoza. Sarah Sluimer schrijft aan haar eerste roman bij Atlas/Contact en maakt programma's voor Paradiso. Ze zijn trotse ouders van een prachtige zoon. Ezra. In Amsterdam. En delen, om-en-om, hun ervaringen als kersverse ouders

De columns van Willem en Sarah voor ELLE.nl worden gebundeld in een boek! Dit najaar verschijnt Ontaarde Ouders bij Lebowski Publishers.