Het is een verzameling van alles wat we het afgelopen jaar hebben gekocht en gekregen, en daaruit weer een selectie van spullen waarmee Ezra het liefste speelt.

Ezra's best of, zeg maar.

In die kist zit: een spuuglelijke vlinder in zestien kleuren, waarvan alles kraakt en piept en zeurt, waarin je op iedere centimeter kan knijpen, en dat leidt tot weer een andere baby-sensatie. Daarnaast drie grote plastic sleutels aan een ring, die Ezra maar niks vindt, maar die we net gekocht hebben en daarom nog even in de doos laten zitten. Een kleiner kistje met daarin blokken in zes vormen die hij in de bijvoeglijke gaatjes moet stoppen, tot nu toe zonder resultaat. Vier holle houten blokken die hij kan schudden, die vindt hij geweldig. Één doodgewone lepel. Een geplastificeerde kaart met daarop de beste duikstranden van de Nederlandse Antillen, ook een grote favoriet, en tot slot: zijn doekje.

Ezra's doekje is een roze zijden sjaaltje uit Mara del Lago, of één of andere Italiaanse niks-kust, die Sarah een maand of acht geleden een keer om haar hoofd droeg. Toen Ezra begon te huilen en ze hem dat doekje gaf om mee te spelen hield hij het ding vast alsof z'n leven er vanaf hing, en sindsdien zijn ze onafscheidelijk.

Vervolgens is hij minstens tien minuten zó onder de indruk dat het mij tijd geeft om precies één koffie te drinken en één sigaret te roken, buiten op het balkon.

Inmiddels is het een goor ding waarvan de kleur al bijna weg is, en de stank grensoverschrijdend. Soms wassen we het, maar dan slaapt hij een nacht niet. Dus we wassen het minder dan we zouden moeten. Het doekje is nu zo vies dat als het nat wordt, het om een duistere reden nat blijft. Dagen lang. Veel langer dan iets nat zou moeten zijn.

Dat speelgoed. Iedere ochtend als Ezra wakker wordt zetten ik of Sarah hem met zijn kont op de grond en stallen we zijn speelgoed voor hem uit. Sarah doet het altijd één per keer: eerst de vlinder, dan de sleutels - die hij echt haat, maar dat wil Sarah nog niet erkennen -, dan de lepel, dan de duikkaart.

Ik, daarentegen, kieper de kist op zijn kant en sodemieter de hele flikkerse bende met één donderend kabaal op de grond. Dat vindt Ezra prachtig. En vervolgens is hij daarvan minstens tien minuten zó onder de indruk dat het mij tijd geeft om precies één koffie te drinken en één sigaret te roken, buiten op het balkon.

Ezra heeft geen enkel systeem in de dingen die hij leuk vindt. Soms, als een stuk speelgoed geluid maakt, dan vindt hij het leuk. Maar de breedsprakerige tambourijn die we voor hem kochten in het zuiden van Frankrijk leek haast een oude vijand. Soms denk ik: hij houdt van felle kleurtjes, maar als we voor hem een pluizige knuffel in teveel kleuren kopen, dan vindt hij de krakende plastic verpakking leuker dan de inhoud.

Ik denk dat het andersom is, dat hij verlangt dat we baby's zijn.

Het leukste, valt mij op, vindt hij de dingen die wij vasthebben. Het niet-speelgoed. De sleutels, de telefoons, de portemonnees. Sarah denkt dat daar een verlangen naar groter zijn in zit. Dat hij volwassen wil zijn zoals wij, met onze telefoons - piep piep piep - en onze sleutels - klingel klingel klingel.

Ik denk dat het andersom is, dat hij verlangt dat we baby's zijn. Die met hem kunnen spelen zoals hij, die al dat ge-BABABABA precies begrijpen, en samen met hem in onze broeken poepen.

Soms, als ik hem mijn sleutels geef, die van hier op Curaçao, met daaraan de electrische auto-aftsandsbediening, het piepkleine lopertje voor de deur naar het zwembad, de rode vuistgrote zaklamp voor als de stroom weer uitvalt, dan zie ik hem de bos bestuderen alsof het van een andere planeet komt.

Dan pakt hij één voor één de sleutels vast, tussen twee vingertjes, als een diep gefascineerde wetenschapper, dan proeft hij aan het ijzer, drukt hij op de knopjes van de autosleutel, dan probeert hij de hele zaklamp in één keer in zijn keel te duwen, en dan rinkelt hij ermee, alsof daarin de antwoorden zitten.

Dan kijk ik naar hem en dan zou ik ook wel weer een baby willen zijn.