'We hoeven niet te gaan als je heel moe bent.'

We zitten in de nazinderende hitte van Willemstad op de vloer van ons appartement lusteloos met Ezra een balletje heen en weer te rollen. Hij slaat dolenthousiast met z'n handen op de vloer en kirt elke keer hoog als het balletje zijn kant op rolt. Wij hebben gebogen ruggen, moeie ogen en door het continue zweet lijkt het bijna alsof onze gezichten een beetje uitgeveegd zijn.

'Nee, we kunnen wel even gaan. Gewoon eten. We hóeven niet naar dat concert.'

Daarna zijn we een poosje stil, ieder in onze eigen gedachten. We weten van elkaar dat we niet willen toegeven. Dat we nog liever een kartonnen doos opeten dan dat je de eerste bent die gehoor geeft aan de lokroep van de bank en het bed. O, dat heerlijke bed in die kamer waar wél airco is. Hoe zoet de slaap, hoe zacht het kussen.

'Kim komt zo al. We moeten nu beslissen,' zeg ik.

'Oké, we gaan gewoon en zien dan wel.'

Verdorie, denk ik. Nu moeten we.

We leggen Ezra in bed. Hij dondert gelijk in slaap. Hij wel, denk ik en kijk jaloers naar dat ronkende buikie. Ik smeer wat lippenstift zo'n beetje scheef naast m'n mond en hijs me in een jurk die eigenlijk in de was zou moeten. Willem besluit helemaal niets te doen aan het uiterlijke vertoon en gelijk heeft ie ook, denk ik jaloers.

Kim klopt monter op onze deur. Willem doet open en zegt: 'Het zou kunnen dat we over anderhalf uur al weer op de stoep staan.' Ze moet lachen. Die leuke Kim: wat een andere wereld, wat een ander leven.

Lusteloos sjokken we door Pietermaai. 'Laten we naar die ene tent gaan waar we nog niet zijn geweest,' zeg ik. Willem steekt een sigaret op. Als we weer in Amsterdam zijn gaan we iets aan dat roken doen, denk ik. Het begint een beetje de spuigaten uit te lopen. 'Is goed,' zegt hij mat en gaapt terwijl hij rook uit blaast.

We zitten op een prachtig balkon van een Frans restaurant. We luisteren naar Charles Aznavour terwijl we naar wuivende palmbomen kijken. We beginnen te drinken, soms de enige manier om boven je moeheid uit te stijgen. Het werkt. Het grote praten begint. We moeten er het uiterste uit halen, deze twee uur dat we de moeheid niet voelen. Dat weten we allebei. Na het hoofdgerecht storten we namelijk in, dat weet ik zeker. Eten maakt moe als je al moe bent.

Na de eendenborst voel ik tegen alle verwachtingen in een zekere drammerigheid in me groeien. Ik. Wil. Niet. Naar. Bed.

Ik zie Willems ogen kleiner worden. Hij wrijft erin, zoals Ezra ook in zijn ogen wrijft als hij niet meer kan. Net twee stripfiguren. Koffie. Limoncello. Dat helpt nog weleens. Maar het helpt niet.

'Ik wil eigenlijk zo wel naar huis,' zegt Willem.

Wat een leven. Ook al zijn we van titaan, dit gaat iedere kracht te boven.

Ik geef het op. Hij ziet mijn teleurstelling. Ik word zo'n onverantwoordelijke rotzak als je een paar wijn in me gooit. Ik doe mijn mond open, laatste poging.

'Oké, we gaan wel even kijken bij dat concert,' zegt hij vlug.

Te stuk om te strijden.

Stilzwijgend sloffen we over straat. Er valt soms ook niet zoveel te zeggen, we zijn op Curaçao iedere dag bij elkaar. Dan staan we opeens in een bak herrie tussen allerlei mannen met houthakkershemden die het ook veel te warm hebben. We drinken nog een whiskey-cola. Willem zegt 'ik ben echt aan het tollen' en 'anders blijf jij nog even'.

'Nee,' zeg ik. 'Ik ga wel mee.' In mijn eentje blijven lijkt me nou echt het toppunt van triestheid. Zo gek ben ik nou ook weer niet.

We lopen naar huis. Onderweg probeert Willem mij ervan te overtuigen dat ik echt best mag omkeren en probeer ik hem te vertellen dat het echt helemaal niet erg is en dat dit echt heel goed en verstandig van ons is omdat Ezra morgen toch weer om vijf uur recht overeind in zijn bed staat. Bij dat laatste vooruitzicht worden we weer even heel stil. Wat een leven. Ook al zijn we van titaan, dit gaat iedere kracht te boven. Ezra wint.

Thuis gekomen zegt Kim dat ze nog even uit wil. En voor ik het weet staan we samen tussen dezelfde houthakkershemden en vraagt zij mij van alles over moederschap en sta ik met weer zo'n verdomde whiskey-cola in mijn handen aan een meisje van zesentwintig te vertellen hoe zwaar het soms allemaal is en voel ik dat niet de wereld, maar ikzelf in een jaar tijd oud ben geworden.

De band waar we voor gekomen zijn wil maar niet gaan spelen. Als ik naar een van de bandleden, die ik ken, toe loop om hem te vragen hoelang het nog duurt, zegt hij in plat Rotterdams: 'Meissie, je kijkt helemaal scheel uit je oogies. Ga lekker naar huis.'

Ik ga naar huis en zie dat ik vijftien gemiste oproepen en appjes van Willem heb. Kennelijk was ik de sleutel vergeten. Hij heeft hem onder een bezem verstopt.

'Sorry sorry sorry' mompelend stommel ik de slaapkamer binnen. Dan zie ik twee ronkende buikies, een kleine en een wat grotere. En opeens heb ik heel veel zin in morgenochtend vijf uur, als het hele circus weer begint.

Ik snap er zelf ook niks van.