Dinsdagavond zat ik mijn eentje voor de televisie en zag ik hoe de exit-polls van Florida binnenkwamen. Ik had met Sarah zitten kijken, en ze wilde het samen met me af zien, maar we sliepen al dagen bijna niet, en ik had Zika, en Sarah bijna, dus ze moest naar bed. Ik bleef alleen achter.

Ik zei tegen haar: Clinton gaat het sowieso wel winnen. Als er toch iets geks gebeurt, dan maak ik je wakker. Dat gebeurde natuurlijk allemaal. Anderhalf uur later zei iemand op Twitter: ik weet niet of ik nu al mijn vrouw moet wakker maken, ik gun haar eigenlijk nog een paar uur slaap zonder dat ze dit weet, zonder President Trump. Zo voelde ik me ook.

Het was toen Wisconsin definitief naar Trump ging en Sarah zóveel berichtjes op haar telefoon kreeg dat ze vanzelf wakker werd, en zichzelf woest aankledend (woest! Met een hoofd door een mouw en twee armen in één andere mouw) bij me kwam zitten.

'Hoe kan dit nou gebeuren?' vroeg ze.

En twee minuten laten zei ze: 'Ik zei toch dat dit ging gebeuren.'

Dat doet Sarah altijd als er iets ergs gebeurd. Dan zegt ze dat zij het al voorspeld had. Ze doet het altijd altijd altijd als het Nederlands elftal verliest. Ik zéi al dat dit ging gebeuren. Als het Nederlands elftal wint zegt ze nooit: daar zat ik mooi naast.

Goed.

Ik heb dat één keer eerder gehad, toen ik met hem voor het graf van mijn moeder stond en ik voelde: hij moet mij troosten nu.

Sarah en ik zijn echt links, en niet twee types die elkaar gerust stellen als er iets ergs gebeurt. Soms als Ezra een stuk brood in zijn mond steekt en zich een beetje verslikt zeggen we tegen elkaar 'Wat gebeurt er? Wat gebeurt er?' omdat paniek een standaardinstelling van ons is. Zo komen we uit de fabriek.

Trump, is mijn stellige overtuiging, is het begin van het einde. Of het einde van het begin. In ieder geval het moment waarop alles onherroepelijk, onomkeerbaar fucked raakte, en waarvan onze kinderen later vragen: waarom gingen jullie toen niet al gillend de straat op, je kon toen toch al weten dat dit alleen maar kon eindigen in nucleaire holocaust.

Ik meen het.

Die nacht had ik voor het eerst de behoefte mijn zoontje wakker te maken. Dat is dom, want het is niet gemakkelijk om mijn zoontje in slaap te krijgen, tegenwoordig. Maar ik zag hem liggen in zijn bedje, zacht reutelend en met zijn plofhanden naast zich en omhoog, en zijn mond, echt waar, een grijns waarmee hij soms slaapt. En ineens, soms gebeurt dat, had ik hem nodig en hij niet mij.

Ik heb dat één keer eerder gehad, toen ik met hem voor het graf van mijn moeder stond, en hij zijn armpies om me heen deed, en ik voelde: hij moet mij troosten nu. Ik weet het niet meer. Echt niet.

Sommige mensen vragen zichzelf of ons in zo'n geval: vind je het niet erg dat je een kind op zo'n wereld hebt gezet. Ik heb dat helemaal niet. Ik ben juist blij dat we zo'n kind op zo'n wereld hebben gezet. In de eerste plaats omdat hij me moet troosten. Heel egoïstisch allemaal, maar wie houdt me tegen.

En op de tweede plaats omdat het mij de kans geeft de weegschaal voor één-zevenmiljardste de juiste kant op te duwen. Om van hem een goed mensje te maken, die wél een lul is als het aankomt op rekeningen op tijd betalen, of de tandarts terugbellen, maar niet als het aankomt op houden van mensen, van alle soort mensen. Ééntje die niet ieder lulverhaal op Facebook over buitenlanders meteen gelooft. Ééntje die als hij iets niet begrijpt niet meteen denkt dat het wel aanstellerij zal zijn.

Sommige mensen zeggen: hoe moet ik het mijn kind nou uitleggen dat zo'n man de machtigste mens ter wereld is geworden.

Hij heeft humor, dat denk ik echt. Hij kan lachen om andere dingen, zoals poezen of het geluid van vrachtwagens, dingen die ik niet meteen grappig vind, maar hij des te meer.

Maar hij kan ook om zichzelf lachen. Als ik een flesje voor hem maak en doe alsof ik die aan hem geef, maar hem dan op het laatst weer wegtrek en doe alsof ik zélf zijn melk op drink. Oh wat een lekkere melk heb ik voor mezelf gemaakt, zeg ik dan, heel stom lachend.

Dan kijkt hij voor één seconde alsof hij gaat huilen, maar dan besluit hij: toch wel grappig, en dan grinnikt hij tot ik hem zijn flesje geef. Heel beleefd is dat. Sportief. Sarah haat het als ik dat grapje maak. Vooral omdat ik het bij ieder flesje doe, dus soms wel drie keer per dag, en ze het echt zo'n vadergrap vindt. Ik grossier in vadergrappen tegenwoordig. Ik zing ook mee met mijn favoriete radioreclames.

Hij heeft humor. Hij heeft meer humor dan ik. Zeker als het om onrecht gaat. En ik denk dat er niets belangrijker is in de wereld nu dan nieuwe mensen die een fucking bully als Donald Trump durven uit te lachen, recht in zijn gezicht, en zonder vrees: Ha! Ha! Ha!

Sommige mensen zeggen: hoe moet ik het mijn kind nou uitleggen dat zo'n man de machtigste mens ter wereld is geworden. Dat weet ik helemaal niet. Ik kan Ezra niet eens uitleggen dat rondjes in rondjes moeten en vierkantjes in vierkantjes. Hij snapt niks nog, en toch moet hij erom lachen. En dat is meer dan ik voor elkaar krijg. En de reden dat ik hem toch uit bed heb gehaald, en het zo meteen nog een keer ga doen.

Want ik kan nooit meer zonder hem. En hij wel zonder mij.