Alleen de airco van de auto kon nog loeien als de beste, dus gingen we met z'n drieën opgepakt in onze Kia Picanto doelloos rondjes rijden over het eiland. Op een gegeven moment, toen we voor de derde keer langs de zuidelijke kustlijn reden, bedacht ik iets geweldigs. 'Laten we naar het Sea Aquarium gaan,' schreeuwde ik. Ezra schrok wakker van mijn luide stem en begon te huilen. Willem zei vermoeid 'Nee, echt?' en 'Daar hebben ze vast ook geen stroom', maar ik was niet meer te stoppen. 'Natuurlijk hebben ze daar wel stroom, ze laten de dieren toch niet dood gaan ofzo.'

Dus we gingen er heen.

En inderdaad, ze hadden een aggregaat bij het Sea Aquarium, hoewel het binnen loeiheet was. Het zweet droop van onze voorhoofden terwijl we de boel verkenden. Ezra in zijn wagentje, een handvol toeristen die ook vergeefs verkoeling zochten. Doelloos liepen we wat rondjes. Er waren ondiepe bakken water waar zeesterren in dobberden. Er waren aquaria waar visjes wat lusteloos in heen en weer zwommen. En er was een bassin waar haaien in hingen. Willem bleef daar ver weg van. Hij heeft het niet zo op haaien.

Een Zuid-Amerikaanse toeriste begon plotseling te kirren. Ze had beide handen in een bak gestoken en diepte zeesterren op. Ze had er wel drie vast, tegelijk, en toonde ze trots aan haar petjesdragende, bezwete man die een beetje lullig knikte. Ik keek om me heen. Er was niemand van het Sea Aquarium in de buurt. Niemand om in te grijpen.

'Dat is toch niet normaal,' siste ik tegen Willem. 'Ik ga er iets van zeggen.'

'Sarah, doe nou niet,' zei Willem. 'Waarom moet je altijd overal ruzie maken.' Ik besloot dat het te heet was om en met de toeriste en met Willem te knokken, dus ik slofte verder.

Een aquarium met een enorme zeeaal die me vanonder een steen monsterend aangluurde. Een aquarium met een school zenuwachtige visjes die als opgefokte pubermeisjes bij een Bieber-concert tussen de wanden heen en weer schoten. Na weer tien minuten zei Willem: 'Ezra zit al de hele tijd tegen muur aan te kijken.' Ik keek naar beneden en zag hoe hij, onderuitgezakt in zijn wagentje, een beetje naar zijn speen zat te turen. Het klopte, hij had al die tijd niets gezien dan muren, omdat de aquaria op onze ooghoogte gebouwd waren. We tilden hem er uit en verwachtten er niet veel van toen we hem tegen het glas aan zetten. Maar hij begon te lachen en te kirren en zelfs te wijzen naar de dikke Red Snapper die traag zijn rondjes zwom.

Iets onverstaanbaars werd door de intercom geroepen en de paar toeristen spoedden plotseling zich naar het bad met de haaien. Daar was een blond meisje met benen tot in de hemel bezig vissen naar ze toe te werpen. HAK hoorde je heel hard als ze toebeten. Willem bleef, met Ezra in zijn armen geklemd, op een veilige afstand van een meter of twintig staan. De toeriste van de zeesterren kreeg een vis aangereikt van het meisje en stortte zich bijna voorover in de tank. Ze werd nog net tegen gehouden door pettenmans. Ze had er in moeten donderen, dacht ik wreed en bevangen door hitte.

'Maak ruimte voor een baby,' denk ik in dat soort situaties altijd, maar ik heb nog nooit in mijn leven ruimte gemaakt voor een baby die niet mijn baby was, dus ik moet niet zeuren.

We hadden alles al gezien, maar wisten niet goed waar we nu heen moesten, dus bleven we maar slenteren. Plakkerig, moe. Ontheemd. Weer werd er iets onverstaanbaars omgeroepen. Nu rende iedereen naar buiten, waar de zee was. Wij gingen er een beetje sullig achteraan en zagen dat alle bankjes die waren opgesteld al gevuld waren.

'Maak ruimte voor een baby,' denk ik in dat soort situaties altijd, maar ik heb nog nooit in mijn leven ruimte gemaakt voor een baby die niet mijn baby was, dus ik moet niet zeuren. De dolfijnenshow begon. Een man met een microfoon hield een zeer uitgebreid verhaal over de dolfijnen en hun verzorgers. Er was geen vin te zien. Af en toe riep hij de naam van een van de verzorgers die dan een buiging maakte richting het publiek en als beloning daarvoor een heel slap applausje ontving. Achter ons stond een oudere, Amerikaanse dame, helemaal gemaquilleerd. De mascara droop van haar wangen. Ze had Ezra in het vizier en schuifelde langzaam dichterbij, klaar om zijn vette beentje te grijpen. 'Kijk Ezra,' probeerde ik hem af te leiden. 'Dolfijnen.' Maar Ezra laat zich niet in de luren leggen en vond de vrouw duidelijk veel interessanter. Hij kirde naar haar zoals naar die Red Snapper en zij hing inmiddels in mijn nek om hem dikke zoenen op zijn wangen te geven.

Maar toen gebeurde het. Uit de luidsprekers klonk opeens 'Diep in de Zee', een liedje waar ik vroeger dol op was. En de dolfijnen sprongen. Een keer maar. Maar ze sprongen. En precies op dat moment keken Willem, Ezra en ik naar het water.

En ik moest opeens vreselijk janken. Omdat dit de eerste keer was dat ik me zo erg een gezin voelde. Omdat Ezra het leuk vond in het Sea Aquarium. Omdat we dit dus voor hem deden, en niet langer om onszelf te vermaken. Omdat we vanaf nu echte ouders zijn die de komende jaren nog zo vaak in dierentuinen, pretparken en kinderboerderijen geduldig zullen wachten tot Ezra klaar is met spelen. En ik moest denken aan mijn eigen tijd als kind. Hoe ik bovenin de klimtoren van Diergaarde Blijdorp om mijn vader schreeuwde omdat ik niet meer naar beneden durfde. Hoe hij, tussen al dat rollende grut door, als een soort woeste beer dat apparaat met grote stappen overmeesterde om mij te redden. En ik wist: het was nu echt klaar. Jong zijn. Spelen. Vanaf nu ben ik de moeder met de pakjes drinken en de pleisterdoos.

We liepen naar de auto. Ezra viel weer in slaap. Ik stopte hem in zijn stoeltje, checkte de Star Wars-broodtrommel op rijstwafels voor als hij wakker zou worden. We reden weg. We fluisterden, om hem niet wakker te maken.

En man, wat was ik gelukkig.

Glorieuze fuck-ups. Lees de brieven die Willem en Sarah aan elkaar schrijven voor ELLE >