Ik besloot er maar eens over te beginnen. Het moest maar. 'Ik weet niet of ik wil gaan', zei ik. Willem keek me vragend aan. 'Parijs,' zei ik. Ik zag een heel klein zuchtje van verlichting door hem heen zoeven. Hij was er ook mee bezig.

'Ik bedoel. Ja, de kans is erg klein. Maar we gaan gewoon niet in metro's. Of naar feesten. Of toeristische plekken. Grote pleinen. Open terrassen. De Marais. Sowieso Joodse supermarkten. Dan komt het wel goed.'

'Ja', zei Willem en nam een slok. 'Maar waar moet ik dan werken als we niet op terrassen gaan zitten?' 'Nou. Binnen. Of in een bibliotheek.'

Hij snoof. 'In een bibliotheek. Ik ga niet in een bibliotheek zitten.' 'Omdat je zeker wil roken,' zei ik snel en snibbiger dan ik bedoelde.

Willem stond op en stommelde naar binnen. Hij bleef even weg. Ik checkte of er misschien een Pokemon op het balkon zat. Niks. Rotspel.

Van de zeven aanslagen op november 2015 waren er vier direct om ons appartement heen gepleegd.

Hij kwam weer naar buiten met een volle fles in z'n knuisten. 'Hij ligt er zo lief bij,' zei hij. 'Zo lief. Op z'n zijtje. Met dat klamme, warme hoofd boven z'n slaapzak uit. Ik stond bij hem en zag opeens voor me dat we daar 's avonds ergens iets aten en dat ze dan langs kwamen rijden. Het vuur openden. En dat we dan niet weg kunnen. Omdat we met z'n drieën zijn. En die kinderwagen is zo onhandig. En dat dan een van ons valt. En dat de ander moet rennen met de baby. Over de anderen heen moet strompelen. Bloed overal. We kunnen het gewoon niet maken. Hij heeft daar niet om gevraagd.'

Hij zette de fles op tafel. We gingen weer eens te hard, dacht ik. Aanstellers. Altijd direct in de overdrive. Wie doet dat nou, je zoiets gruwelijks voorstellen terwijl je veilig op je balkon zit. Ik draaide de dop er af. Schonk bij. Ik had precies dezelfde scene steeds weer in mijn hoofd afgespeeld de afgelopen dagen. Wat een kitsch.

'Nou', zei ik, iets te hard. 'Als je daar bent valt het allemaal reuze mee. Zeker weten. Dan ben je echt niet iedere seconde op zoek naar de kalasjnikov tussen de mensen. En sowieso. Er gaat ons niks gebeuren. Hier niet en daar niet. De kans is zo klein. Hoeveel mensen wonen in Parijs? Hoeveel komen om door terrorisme? En de kans dat je door een auto wordt geschept, is echt veel en veel groter dan..'

Willem duwde zijn telefoon in mijn hand. Terrorismeslachtoffers: 149. Verkeersslachtoffers: 120. Het stond er. Hij had het gewoon al opgezocht. Ik bedacht me iets en opende Wikipedia. Daarna Google Maps. Ik moest het weten. Ik zag ze. Vrolijk oplichtende rode bolletjes netjes om onze nieuwe straat heen. Van de zeven aanslagen op november 2015 waren er vier direct om ons appartement heen gepleegd.

De anderen, niet wij, gingen dood aan zoiets doms als een terrorist.

Daarna belde ik mijn moeder. Die zei dat ze niet zoals mijn tante wilde klinken, maar dat ze eigenlijk vond dat we niet moesten gaan. Ze had het over baretmilitairen in modderkleurige camouflagekostuums die een oorlogssfeer met zich mee brengen. Gevoel voor mode en detail heeft ze altijd al gehad. Ze zei dat we nu de zorg hebben voor iemand anders. Dat Parijs niet meer Parijs was. Dat Berlijn ook leuk is. Dat we maar eens een lijstje met pro's en contra's moesten maken. En ze zei nog veel meer dingen, maar ik voelde de moed met elk woord meer in m'n schoenen zinken. Ik wilde zo graag. Waarom stelde ze me niet gerust.

'We laten de terroristen niet winnen,' zei Willem monotoon toen ik opgehangen had en zag hoe somber ik keek. We moesten allebei een beetje lachen. Daarna was het lang stil. Daar zaten we dan, twee bange burgers met een baby. Zonder Ezra hadden we geen moment getwijfeld over onze reis. De anderen, niet wij, gingen dood aan zoiets doms als een terrorist. Nu veroorzaakte al het gevaar, hoe onwaarschijnlijk ook, een schreeuwende angst midden in onze ribbenkast.

'Ik wil gewoon met jou en Ezra een stuk wild eten op een terras. Met kogeltjes erin,' zei ik. Het kwam er onhandig uit, ik had te lang over het stomme grapje nagedacht.

Willem bromde: 'Iedereen leeft in Europa door. Met baby's. Wandelt door parken. Gaat naar feesten. Loopt in het donker naar huis. Dan gaan wij toch niet degenen zijn die ons geweldige avontuur laten verpesten door een paar jongens met sporttassen?' 'Nee, zei ik. Dat laten we inderdaad niet gebeuren We gaan gewoon.'

Maar ik wist het niet. En weet het nog steeds niet. Ik ben verworden tot een keiharde brok alertheid en beschermingsdrang nu Ezra er is. Ik sta er zelf versteld van. Hoe overweldigend m'n neiging is het bloed te vergieten van iedereen die hem ooit met een verkeerde vinger aan zou raken. Hoe vaak ik 's nachts uit bed vlieg als ik opeens denk dat hij zijn slaapdoekje strak om z'n nek heeft gewikkeld. Ik kan helemaal niet meer redelijk denken als het om zijn veiligheid gaat. En ik wil het ook niet. Het is namelijk geweldig om de verantwoordelijkheid te voelen voor iemand anders dan jijzelf. Het is zoveel meer lévend dan daarvoor.

Willem stond op. Hij ging weer bij Ezra kijken. Ik deed niks. Wachtte tot hij terug kwam.'We denken er nog even over na, ok?' zei hij'Ok', zei ik.

En dat doen we nu maar.

De columns van Willem en Sarah voor ELLE.nl worden gebundeld in een boek! Dit najaar verschijnt Ontaarde Ouders bij Lebowski Publishers.

Sarah Sluimer schrijft aan haar eerste roman bij Atlas/Contact en maakt programma's voor Paradiso. Willem Bosch is scenarioschrijver van oa Van God Los en Penoza. Ze zijn trotse ouders van een prachtige zoon. Ezra. In Amsterdam. En delen om-en-om hun ervaringen als kersverse ouders.

'De eerste drie maanden is het heel veel liegen. Liegen tegen jezelf, liegen tegen anderen. 'Ik nog nooit zo gelukkig geweest, dat is gewoon echt zo.

Dat is allemaal niet waar.'

Lees verder >