Hij is een van the big four in modeland. Jonathan Anderson (Loewe, J.W. Anderson) bepaalt, naast Alessandro Michele (Gucci), Demna Gvasalia (Balenciaga, Vetements) en Raf Simons (net vertrokken bij Calvin Klein), nu al een tijdje de koers. Hij is een visionair op het gebied van mode, maar nog zoveel meer dan mode alleen. Jonathan W. Anderson (de double u verwijst naar vader Anderson, Willie, een voormalig rugby-international) is geboren en getogen op het platteland van Noord-Ierland, maar de designer (zelf noemt-ie het liever creative director, want: 'I curate') speelt inmiddels mee in fashion's Champions League. Met de trefzekerheid van Lionel Messi, maar het zo-lekker-gewoon-gebleven van Dirk Kuijt.

Interview Jonathan Anderson

We ontmoeten hem in Parijs, daags na zijn J.W. Anderson-show in Londen en daags vóór die van Loewe (een van de hot tickets van de Parijse modeweek), tijdens de launch van wat alweer zijn derde collectie voor de Japanse keten Uniqlo is. Een collectie met Andersons handtekening all over. Cool, Brits, functioneel. Hier en daar voorzien van zijn signature Paisley-print. Voor mannen en voor vrouwen, maar - typisch voor zijn werk - eigenlijk vooral voor mensen.

Anderson: 'Ik heb moeite met het woord uniseks. Het is veel te vaak gebruikt. Dat begon al in de seventies en gebeurde met androgyn in de jaren negentig. We vonden een nieuw woord uit en basically sucked the life out of it. Ik ben altijd geobsedeerd geweest met het idee van kleding om de kléding. Het witte T-shirt, de spijkerbroek; voor mij draait het om het idee van een gedeelde garderobe. Toen ik mijn eigen label begon dacht ik: laten we de betekenis van kleding opgeven. Iederéén moet dit kunnen dragen, waar je ook vandaan komt, wat je leeftijd of gender ook is. Het zijn gewoon kledingstukken. Robert Maplethorpe en Patti Smith in de jaren zeventig waren mijn ultieme voorbeeld. Dat witte shirt aan het lijf van zowel Maplethorpe als Smith; het betekent iets compleet anders, maar het is precies hetzelfde kledingstuk. Is dat androgyn? Ik weet het niet hoor. Het is uiteindelijk gewoon een keuze. Kledingstukken moeten een keuze in zich hebben. Ik denk dat dat is waar we nu staan in mode.'

Geef Anderson een woord - uniseks in dit geval - en je krijgt er gegarandeerd een minutenlang, boeiend betoog voor terug.

'Ik kan me nog herinneren dat ik als kind heel moeilijk kon doen over ritsen, als mijn rits aan de meisjeskant dichtging in plaats van de jongenskant. Zo denken we tegenwoordig helemaal niet meer. Het is heel bevrijdend dat zulke dingen niet meer uitmaken. Wat ik gaandeweg al mijn collecties heb geleerd is dat als je mensen gaat vertellen hoe ze iets móeten dragen, ze het nooit gaan doen. En dat geldt ook voor uniseks. Vrouwen shoppen graag op de mannenafdeling, maar als we dezelfde artikelen "uniseks" noemen en ze ook op de damesafdeling hangen, hoeven ze het niet meer. Als consument hebben we besloten dat we zelf die keuzes maken, we laten ons niet de les lezen. Wat dat betreft zijn we net kinderen. Ik denk dat het niet eens iets Westers is. Eerder iets uit het Oosten. Als je het mij vraagt hebben ze daar mode vrijheid gegeven. Ik herinner me nog dat ik naar Japan ging toen ik net in de mode werkte en dacht WOW, hier zijn nul barrières of grenzen. Ik ben opgegroeid in Noord-Ierland, wat een fantastisch en prachtig mooi groen land is, maar ook nogal... tja. Voor mij was die ervaring in Japan zo fascinerend. Het is iets heel bijzonders, dat je iets kunt voorstellen, maar het niet kunt afdwingen.'

Komt het (vergeef me de woordkeus) uniseks karakter van je collecties misschien ook door de atletische appeal, vaak te danken aan referenties aan je vader die professioneel rugby speelde?

'Het is ongetwijfeld iets van vroeger. Mijn vader speelde inderdaad rugby in de jaren zeventig en tachtig en in die tijd kregen ze daar enorm veel kleding voor. Soms bestond zo'n kit uit wel honderd items. En als je in het buitenland speelde kreeg je ook nog gear van de tegenpartij mee naar huis. Dat droegen we thuis allemaal, want we vonden het heel cool. Ook al was mijn vader 1.98 meter lang en was alles huge. Mijn oma droeg het ook, maar dan omdat het zo lekker functioneel was. Beeld je een grote, oude vrouw in, in het Nieuw-Zeelandse tenue.'

Tekst loopt verder onder de afbeelding.

instagramView full post on Instagram

Kon je zelf ook een balletje gooien?

'Ik vond sporten maar lastig, juist omdat alles in mijn jeugd draaide om dat rugby. Je was of een rugbyspeler of je was het niet. Lachend: Ik heb het geprobeerd, maar het was al snel duidelijk dat ik een andere carrière moest zoeken. Ik denk dat er op meerdere manieren ook een soort afkeer van de sport zit in de rugbyshirts die ik in mijn collectie stop. Ik droeg ze altijd als supporter van mijn vader, maar tegelijkertijd waren die polyester dingen - die we ook gewoon naar school droegen - ook ontzettend oncomfortabel. We stonken een uur in de wind. Kregen er zelfs uitslag van. Ik wilde die nostalgie erin stoppen, de iconografie van die oude rugbyshirts, de kleuren, maar dan minus het polyester.'

'Vroeger ging ik naar de Prada-store alleen voor de catalogus. Daar was ik dan zielsgelukkig mee.'

Hoewel Anderson voor het Spaanse modehuis Loewe en voor zijn eigen lijn graag uitpakt met prints, verrassende silhouetten en bijzondere combinaties van materialen, kun je de man zelf uittekenen in basic jeans, een T-shirt en All-Stars. 'Het enige designeritem dat ik in mijn jeugd kocht was toen Tom Ford bij Gucci zat: een Gucci-spijkerbroek. Ik droeg hem een week, maar hij paste eigenlijk voor geen meter. Ik shopte meestal bij TK Maxx. In Noord-Ierland had je geen luxe mode, geen Prada, Vuitton, Dior. Ja, de cosmetica kon je er krijgen, maar voor de rest moest je vindingrijk zijn. Eigenlijk leek alles wat in de rest van de wereld niet verkocht, naar Noord-Ierland te worden gestuurd. De lelijke kleuren, de fits die niemand paste. Mijn zus, iemand die niets met mode heeft en farmaceut is, inspireert me al sinds ik met womenswear begon. Vanwege onze achtergrond heb ik het altijd belangrijk gevonden om goede dingen te maken die je voor minder dan honderd pond kunt kopen. Daarom vind ik het fijn dat ik mijn eigen label en Loewe kan voeren in een bepaalde prijscategorie, maar daarnaast ook voor Uniqlo kan werken, zodat ik uiteindelijk iederéén kan aanspreken. Bij Loewe wringt dit soms nog wel. Ik vind dat als mensen de winkel bezoeken, ze altijd met iets de deur uit moeten kunnen gaan. Al is het een gratis sticker, of de ervaring van het zien van inspirerende kunst aan de muur, íets. Vroeger ging ik altijd naar de Prada-store alleen voor de catalogus. Daar was ik dan zielsgelukkig mee. In die tijd was er nog een enorme barrière in luxury. De houding was toen: jij komt er niet in. Dat is nu veranderd.'

Voor jou is werken voor een merk nooit alleen kleding ontwerpen. Met J.W. Anderson lanceerde je de Workshop Store, waarvoor je samenwerkt met kunstenaars; beeldhouwers, fotografen. En je initieerde de Loewe Craft Prize. Staat het je niet tegen dat je bij Uniqlo niet iets dergelijks doet?

Kijkt mysterieus. 'Well, we miiiiight...? Je weet maar nooit. Je weet maar nóóit.'

Hebben we hier een scoop te pakken?

Lacht. We hebben voor Uniqlo al weleens een link met kunst gelegd. Voor de beelden van de tweede collectie kozen we voor bijzondere Britse locaties, de Brighton Pavilion bijvoorbeeld, het pleasure palace van George IV uit 1800 en compleet geïnspireerd door Japan en China, plekken waar hij nog nooit was geweest. Een beetje à la Rousseau; the guy never went to the jungle but painted it. Dus soms kan het ook alleen het platform zijn. Het hoeft niet per se in de kleding te zitten. Niet dat we dat niet willen doen, ooit. Je weet maar nóóit...'

'Een slechte halslijn zou kunnen betekenen dat het shirt nérgens verkoopt, dat zou heel gênant zijn'

Wat heb je geleerd van werken voor Uniqlo dat van pas kwam bij je werk voor J.W. en Loewe?

'Focussen! Van het Uniqlo-team heb ik geleerd dat alles heel nauw komt. Tot in de kleine details.'

Is dat niet juist belangrijker in high fashion?

'Weet je wat het is met mode? Neem J.W. Anderson. Als we een show doen, dan heb je te maken met een designteam van vier mensen, er is een stylist, er is een head of make-up, een hairdresser, een persoon die de muziek bepaalt, en dan heb je nog al die kleding. Rekken vol. Die moet je gaan destilleren naar dertig, veertig looks. En dat is eigenlijk vooral een stylingklus. Daardoor is wat je ziet op fashion week echt een momentopname. J.W. kan niet het allerbeste zijn in alles; de beste kleding, de beste denim, enzovoorts. Dat is simpelweg onmogelijk, want dat zijn té veel kledingstukken om perfect te maken. Wat je wel kunt doen, is de droom van het geheel verkopen. Van daaruit werk je terug naar ieder item. Bij Uniqlo focussen we op een klein aantal producten, maar het volume is veel groter, dus moet ieder item helemaal perfect zijn. Een halslijn die niet helemaal goed zit zou kunnen betekenen dat het shirt nérgens verkoopt, dat zou heel gênant zijn. Het heeft zijn voor- en nadelen. Het is hetzelfde werk, maar je moet veel meer focus hebben. Bij Japans design is precisie überhaupt heel belangrijk. Vooral in het ontwerpproces. Ik ben normaal gesproken meer van: "Ja leuk, doe maar," maar zo werkt het niet. Het is een heel andere benadering. We doen veel fittings om een item helemaal goed te krijgen. Het is immers niet alsof we er maar tien stuks van produceren.'

Waarom denk je dat 'quirky' zo succesvol is in mode de laatste tijd?

'Hmm... Het is aan de ene kant zo dat als iets als heel lelijk wordt gezien, je juist iets interessants te pakken hebt. Toen ik nog Miuccia Prada's stylist Manuela Pavesi assisteerde, raakte ik geobsedeerd met dat idee. Ik had net voor het eerst een etalage gestyled toen zij kwam kijken riep: "That's amazing, it's so uglyyyy." En ik begreep er niks van, dacht: wat heb ik gedáán?! Maar dan zei ze: "No, ugliness is newness, because your eye is not used to it." Gek genoeg zijn we tegenwoordig zo aan ugly gewend geraakt dat ik denk dat het nu wel klaar is. Althans, dat hoop ik, we zijn nu wel lang genoeg quirky geweest. Aan de andere kant... De afgelopen vijf, zes jaar zijn we blootgesteld aan zo veel beelden en zo veel informatie, dat kleding en fashion shows gek genoeg een manier werden om daarmee te dealen. Als we naar de mode van de afgelopen zeven jaar kijken en ons afvragen waar die nou over ging, zouden we zeggen: "Het was een beetje van de seventies, een beetje eighties, een beetje van de toekomst, een beetje quirky..." Maar het komt allemaal neer op aanpassen aan verandering. Ik denk dat we kleding op een heel andere manier maken dan we voorheen deden. Er zit totaal geen logica in. Vroeger, toen ik net begon in de mode, bedacht iemand: oh, dit seizoen draait het allemaal om geel. En zelfs modebladen besteedden dan hele pagina's aan geel. Tegenwoordig doen we dat niet meer, moet het veel spontaner komen. Wat jij met quirky bedoelt is denk ik dat alles veel lawaaieriger is geworden, fugly, gek, omdat de maker ervan zeker wil weten dat wanneer jij door je telefoon scrolt, je blijft hangen bij zijn beeld. We willen nog steeds wel een wit T-shirt kopen, maar je moet wel een manier vinden om de consument te laten stoppen bij jóuw witte T-shirt. Zolang de media veranderen, zal de mode daardoor beïnvloed worden. Daar zijn het de media voor. Ik denk alleen wel dat quirkyness op zijn retour is. We zijn op een punt beland dat het heel barok aanvoelt, dat we niet langer identiteit kunnen zien in een product. Bij J.W. voeren we deze discussie al jaren. Ik wil het lawaai uit producten halen. Er is zo veel herrie. Laten we gewoon eens een tijdje wat stiller zijn. Focussen op mooie silhouetten bijvoorbeeld, of materiaal.'

Gaan we dat punt bereiken?

In de mode is het zo dat als iets deze kant op gaat, het laaaaaangzaam weer de andere kant op beweegt. En dan pats (knipt in zijn vingers) verandert alles compleet. Dus misschien is dit nu aan het gebeuren, ja. Maar je weet het maar nooit.'

Er zijn nog een paar laatste J.W. Anderson x Uniqlo spring/summer 2019-items verkrijgbaar, in de Uniqlo store aan de Kalverstraat in Amsterdam en online.