De routine was als volgt: Tom zette de baby af bij de kinderopvang midden in de stad op weg naar werk. Om drie uur 's middags pikte ik de baby weer op en nam hem mee naar ons huis. Behalve dan dat het van mijn kant helemaal nooit zo gebeurde.

Ik kwam wel op tijd, maar begon meteen te treuzelen. Ik kletste wat met Finns verzorgers en reageerde enorm geïnteresseerd op de andere baby's; ik brabbelde naar ze zodra ze langs mijn voeten kwamen gekropen. Mijn zoon was een paar maanden oud en kon prima wachten tot we thuis waren voor zijn voeding. Toch ging ik elke middag in de schommelstoel zitten, in de hoek van de klas, om Finn op mijn schoot borstvoeding te geven. Dat deed ik zo lang als ik het zelf vol kon houden. Meestal was dat een uur.

In het begin was het personeel van de kinderopvang een beetje achterdochtig, onvriendelijk zelfs. Misschien dachten ze dat ik hen in de gaten hield, aangezien ik iedere beweging nauwkeurig in de gaten hield zodra ze zich bogen over een van de baby's. Ik weet zeker dat ze nooit hebben geweten wat er echt aan de hand was: namelijk dat ik doodsbang was om alleen te zijn met mijn zoon. Dat hem iets ergs zou overkomen en ik geen idee zou hebben hoe ik hem dan moest redden. Zittend in de kinderopvang - te midden van de chaos van het voeden, boertjes laten en luiers verschonen - voelde ik mij veel meer op mijn gemak dan in mijn eigen huis; een plek waar het volledig stil was en mijn zoon en ik helemaal alleen waren.

Wie zou empathie kunnen tonen voor de moeder wiens impuls was om weg te rennen van haar kind in plaats van er naar toe?

Om eerlijk te zijn, had ik toen niet de woorden om te beschrijven wat er aan de hand was. Ik had wel gehoord van postnatale depressie - en dat we er niet genoeg over praten - maar postnatale angst? Ik wist niet eens dat het bestond. Wie zou empathie kunnen tonen voor de moeder wiens impuls was om weg te rennen van haar kind in plaats van ernaartoe? Simpelweg omdat de gedachte dat ik hem niet zou kunnen redden te beangstigend was? Ik stopte mijn schaamte weg en gaf mijn beste impressie van een stressbestendige, capabele moeder. Uiteindelijk, zo stelde ik mezelf voor, zouden deze angsten wel vervagen.

In eerste instantie dacht ik dat ik mijn eigen versie van Nieuwe Mama Zenuwen had. Ik ben namelijk van nature een nerveus persoon en dacht dat mijn zwangerschapshormonen de neiging om me zorgen te maken vergrootten. Finn is wat sommigen een regenboogbaby zouden noemen: hij werd één jaar na onze miskraam geboren (in ons geval een miskraam vroeg in het tweede semester). Nog maar een paar uur na zijn geboorte reed de verpleegster de couveuse in mijn kamer, parkeerde hem aan mijn voeteneind en ging toen gewoon weg. De stilte was verstikkend. Terwijl Tom in de stoel naast me sliep, ontwikkelde ik ondertussen een schaafwond op mijn elleboog van het steeds omhoog komen om te checken of Finn nog steeds ademde. Thuis maakte ik me zorgen over waar ik zijn wiegje neer moest zetten. Als het te dichtbij de boekenplank was zou een zware vrachtwagen ervoor kunnen zorgen dat boeken of andere zware objecten op hem neer denderden. Nog steeds, leken mijn angsten volkomen normaal. Alsof ze zou uit een film kwamen van kersverse ouders. Maar het werd erger.

Op een avond raakte ik sterk overtuigd dat onze trendy luier met rits, te strak om Finn's lijf zat en hem zou laten stikken in zijn slaap. Terwijl ik angstig over hem heen boog, verzekerde Tom mij ervan dat die luier helemaal prima was, maar in mijn hoofd bleven beelden voorbij flitsen van een blauw aangelopen baby. Ik deed wat alle boeken je verbieden: ik wekte de baby en verschoonde zijn luier. Hij huilde voor uren, omdat hij er simpelweg niets van begreep. Zijn gekrijs galmde de rest van de nacht na in mijn hoofd. En toen werd het erger.

Mijn angsten leken normaal. Alsof ze zou uit een film kwamen van kersverse ouders.

Waar anderen het lieve sabbelen horen van borstvoeding, kon ik alleen maar een kokhalzende Finn horen. Ik was zo bezig met het idee dat hij zou kunnen stikken in mijn melk. Waar anderen schattige, onhandige mondbewegingen zagen van een kind die zijn eigen tong ontdekt, zag ik alleen maar reden voor paniek: had hij misschien ademhalingsproblemen? Een beroerte? Op een middag, nadat ik met Finn thuiskwam van een wandeling in de kou, was ik er zeker van dat hij niet goed ademde. Hij was apathisch en in mijn ogen reageerde hij niet goed genoeg. Iedereen die erbij was zou hebben gezegd dat hij simpelweg slaperig was en wanhopig veel zin had in een dutje. Mijn armen verdoofden en mijn borstkas trok strak. Ik had een verschrikkelijke paniekaanval. Ik belde mijn man op. Hij haastte zich uit zijn vergadering en was binnen twintig minuten thuis.

Vanaf dat moment raakte ik volledig in paniek van het idee om alleen te zijn met de baby. Voordat de kinderopvang-tijd aanbrak, leek het wel of Tom alle zuurstof uit de kamer met zich meenam zodra hij de deur achter zich dicht trok. De tijd stond stil, het appartement voelde verstikkend en elke beweging die Finn maakte was een marteling. Wat als er iets gebeurt en ik hem niet kan redden? Ik volgde een CPR-les voor kinderen, maar dat breidde mijn lijst aan potentiële enge gebeurtenissen alleen maar uit.

Ongemerkt ontwikkelde ik een systeem waarin ik nooit alleen zou zijn met Finn. Een aantal dagen per week liet ik mijn moeder een treinreis maken van twee uur vanuit New Jersey, zodat ze precies aankwam voordat Tom vertrok naar zijn werk. Ze bleef tot hij thuiskwam. Op andere dagen plande ik play dates of ging ik naar groepen voor jonge moeders; zolang ik maar in de buurt was van andere mensen. Ik FaceTimede met mijn zus. Zij werkte dan in haar kantoor aan huis en ik gaf Finn borstvoeding op de bank zonder iets tegen elkaar zeggen. Het werd erger.

Ik zat muurvast door alle gevoelens die ik wegstopte, omdat ik te moe en te bang was om ze werkelijk te voelen.

Op een nacht lag ik klaarwakker in bed. Ik was oververmoeid, maar mijn lijf zat vol met slapeloosheid. Tom lag naast me, te woelen en zwaar te ademen. Finn lag aan de andere kant in zijn babybedje, te grommen zoals alleen slapende baby's dat kunnen. Ik voelde me boos en gevangen in deze nieuwe realiteit. Ik had een slaaptekort en verdronk in al mijn nieuwe verantwoordelijkheden. Ik was doodsbang dat ik nog een kind zou verliezen. Ik zat muurvast door alle gevoelens die ik wegstopte, omdat ik te moe en te bang was om ze werkelijk te voelen.

Ik herinner me dat ik schreeuwde en zo de stilte van de nacht doorbrak. Ik herinner me dat ik met mijn benen en armen spartelde zoals een peuter met een meltdown. Ik herinner me dat mijn man omhoog schoot in bed, doodsbang. Mijn moeder, die bij ons logeerde die nacht, rende de trap op naar onze slaapkamer. Ik herinner me dat ze tegen Tom zei: 'We moeten hulp regelen voor haar. Ze heeft hulp nodig.' Terwijl ik zo druk bezig was met mijn irrationele zorgen over Finn, was het mijn eigen gemoedstoestand die zorgelijk was. Zodra mijn moeder die woorden uitsprak, wist ik dat ook. Ik voelde me plotseling opgelucht en schaamde me niet eens. Ik werd gezien en erkend met al mijn imperfecties. Het was oké.

Onze kinderarts bevestigde dat mijn ervaringen buiten de normen vielen en moedigde me aan om in behandeling te gaan. Ik ging bij een praatgroep en ontmoette andere vrouwen, die ook worstelden met postnatale stemmingstoornissen. Sommigen praatte heel uitgebreid over hun depressie, waarbij ze alles vertelden over hun hulpeloosheid en volledig gebrek aan verlangen om met hun baby te zijn. Sommigen praatten over hun blijvende angsten en hoe die de hele dag door hun hoofd bleven spoken. Anderen waren bang om hun baby's bij babysitters achter te laten, dat hun partner weg zou vallen of dat letterlijke elke beweging die hun baby maakte niet zo hoorde. Ik voelde me een stuk minder eenzaam, herkende mezelf in de verhalen van anderen en voelde me uiteindelijk vrij genoeg om die van mezelf te vertellen. De groep hielp me aan een therapeut, die uitwees dat de gevolgen van mijn nieuwe moederschap enkel opgelost konden worden als ik mijn onderliggende trauma over mijn miskraam erkende. Met de begeleiding van een psychiater begon ik met medicijnen die ik veilig kon combineren met borstvoeding, natuurlijk. Eindelijk stond ik mezelf toe dat ik eerlijk was tegen de mensen om me heen, want de stilte voedde enkel schaamte.

'Terwijl ik zo druk bezig was met mijn irrationele zorgen over Finn, was het mijn eigen gemoedstoestand die zorgelijk was'

Nieuwe ouders zijn vaak geobsedeerd door de mijlpalen van hun kindje in de eerste jaren. Ik had zo mijn eigen mijlpalen die ik langzaam één voor één haalde. Baby steps. Ik moest leren om alleen te zijn met Finn. Eerst voor tien minuten. Toen twintig. Toen een uur. Ik leerde om in mezelf te geloven als moeder. Het was vallen, opstaan en heel veel huilen. Ik zat met hem in een hoekje bij Starbucks, zodat ik me al iets minder alleen voelde. Pas toen ik de gewoontes van mijn kind leerde kennen, vertrouwde ik erop dat hij sterk en gezond was. En - nog belangrijker - niet zomaar zou verdwijnen, zoals bij ons eerste kindje.

Had ik maar geweten over postnatale angst bij mijn eerste zwangerschap. Een studie onder meer dan driehonderd Canadese vrouwen werd gepubliceerd in het Journal of Affective Disorders in 2016. Hierin werd ontdekt dat angst en angstgerelateerde stemmingsproblemen meer jonge moeders trof dan postnatale depressie. In cijfers was dat ongeveer 15 %, vergeleken met ongeveer 5 %.

Finn is inmiddels vijf jaar. Mijn ervaring zorgde er echter niet voor dat ik het nooit meer over zou doen, het zorgde er echter wel voor dat ik de tweede keer beter voorbereid was. Toen de paniek en angsten naar boven kwamen in het tweede semester, rende ik er niet langer voor weg. Ik bleef mijn therapeut zien en ging daarnaast in cognitieve gedragstherapie. Dat gaf me concrete handvatten om kritisch naar mijn zorgen te kijken, voordat het uit de hand liep. Ik ben nu veel zelfverzekerder over mijn kwaliteiten als moeder en ik herken de signalen van een postnatale angststoornis. Als ik daar last van begin te krijgen ga ik op zoek naar een ondersteuningsgroep, zwangerschapsbegeleider of de juiste medicatie. Ik maak me nu meer zorgen om andere vrouwen die in schaamte leven, terwijl ze eigenlijk hulp kunnen gebruiken.

Als ik nu met een nieuwe moeder praat, probeer ik een hint te laten vallen. Nadat ik heb gevraagd hoe het met haar gaat en anekdotes heb uitgewisseld, laat ik voorzichtig vallen: 'Ik heb behoorlijk last gehad van postnatale angsten.' Dan kijk ik zo of die hint wordt opgepakt en of ik haar misschien kan helpen met alles wat ik heb meegemaakt.

Van: ELLE US