Kippengeluiden, pesters, diversiteit, een kimono én korset, knotsgekke knotten en #metoo. Dingen die niet veel met elkaar te maken hebben, maar toch tezamen goed waren voor de winst bij het Eurovisie Songfestival zaterdag.

De Israëlische Netta won met Toy, haar opzwepende lied met een actuele boodschap over diversiteit en girlpower, het muziekfestijn en dat was helemaal terecht. Want wie beter kan er winnen dan een pittige, tokkende meid met een geluidscomputer? Precies, niemand. Toch gaf deze editie van het internationale liedjesfestijn me ook een nare bijsmaak.

instagramView full post on Instagram

Op twee schermen

Eerst een ontboezeming: ik ben hondsdol op het Songfestival. Echt, op het gestoorde af. Zo'n lunatic die het liefst thuis op de bank kijkt om alles goed te kunnen horen en dan ook nog schakelt tussen de Nederlandse uitzending en de BBC, want ik wil weten wat zowel Cornald Maas en Jan Smit als Graham Norton van een optreden vinden. Toch voelde ik me tijdens de finale vaak gepiepeld. Niet door de puntentelling, die was eigenlijk best eerlijk, maar door veel deelnemers. Of eigenlijk door hun bedenkers.

Het Songfestival draait sinds jaar en dag om originaliteit en diversiteit. Natuurlijk ook om muzikaliteit (rustig maar, Waylon), maar het gaat er uiteindelijk toch om wie er opvalt tijdens dat optreden van drie minuten. Dat kan een deelnemer doen door juist ingetogen voor de dag te komen, zoals de Portugese winnaar Salvador Sobral vorig jaar (kon niemand die vriend een passend jasje aantrekken trouwens?), of door heel uitbundig of gewoonweg bizar te zijn. De Russische omaatjes in 2016 bijvoorbeeld, of de Finse, monsterlijke heavymetalband een decennium eerder. Een goed verhaal, het liefst met een LGBTQ-tintje, helpt ook, zoals de Israëlische transgender Dana International in 1998 of vrouw-met-baard Conchita Wurst in 2014.

Zoek de verschillen

Opvallen door originaliteit is dus al jaren eerder de norm dan de uitzondering, maar dit jaar was de onorginaliteit opvallend. Niet per se bij wie er hoog eindigden bij de jury en televoters; Israël (winnaar volgens de kijkers) en Oostenrijk (winnaar bij de jury) hadden een goed lied en dito optreden. Daarbij vierden ze beiden diversiteit met een vrouw met niet gangbaar uiterlijk en een zwarte zanger. Lekker inclusief en Songfestival-waardig.

Maar ik merkte dat zowel ik als de commentatoren bijna alle andere deelnemers classificeerden door ze te vergelijken met andere artiesten. Dat gepiepelde gevoel dat ik had, kwam omdat ik me eens te meer realiseerde dat popsterren vaak producten zijn van hun management, dat wat ingrediënten van andere populaire artiesten bij elkaar gooit, of soms zelf schaamteloos kopieert. Alsof de bedenkers van de acts hun protegés door het magische ei van de Mini Playbackshow hadden getrokken; met wat mixen en matchen van andere zangers creëerden ze een 'nieuwe' artiest zodat je als kijker de hele avond in een warm bad van herkenning zat, maar dan met hergebruikt water. Bah ja.

Netta had wellicht ook iets weg van een tokkende Björk, met haar kimonojurk en knotsgekke knotjes. Die verwijzing was echter alleen oppervlakkig, het liedje was origineel zat. Maar wat te denken van de runner-up Elini uit Cyprus? Dit was geen hommage aan Beyoncé, maar gewoon een rip-off. Dat haar, het dansje, de beats, die bijbehorende clip. Who run the world? Na-apers.


Duitsland had Ed Sheeran onder het kopieerapparaat gelegd en het resultaat Michael Schulte genoemd. Echt identiek, qua liedje én qua uiterlijk.

Bulgarije liet de Black Eyed Peas optreden met Lady Gaga / Sia.

Moldavië stuurde Marilyn Monroe / Madonna uit La La Land.

Jezelf na-apen is ook knap

Zowel Zweden als Tsjechië deden Mini Playbackshow-imitaties van Justin Timberlake. Al vond ik die billenschullende rugtasdrager uit Praag wel gezellig, kans maakte hij met Lie to me helaas niet. Om in de woorden van Graham Norton te spreken: 'Lie to me? Alright, you're going to win.'


Ook knap: de Noorse Alexander Rybak aapte zichzelf na, want in 2009 won hij met praktisch hetzelfde optreden. Inclusief viooltje en blij-ei-hoofd.

Spanje dan. De (gespeeld) verliefde Amaia Y Alfred deden hun beste impressie van een Disney-prins en -prinses. Graham Norton was realistisch na het optreden: 'I give them a month.'

We tokken door

Oekraïne stuurde een Marilyn Manson-lookalike, inclusief lichtblauwe kleurlens en vuureffecten. Oeeeee creepy zeg. De schokkende beelden zal ik je onthouden. Hongarije deed mee met een slechte versie van Rammstein, ook dat clipje wil je vast niet zien, evenals het Game of Thrones-eerbetoon (inclusief nepsneeuw, want winter has come, kennelijk) van Denemarken. Frankrijk liet een (dankzij Jean Paul Gaultier goed geklede, dat moet gezegd) Lady Gaga een lofzang zingen op een doos Merci. (Oké, flauw, het liedje over een bootvluchtelinge was best mooi.)

Echt, de referenties naar andere popartiesten waren stuitend. Toch kijk ik volgend jaar weer naar het Songfestival. Waarom? Gewoon, omdat me daar over opwinden altijd nog beter is dan kijken naar het nieuws. En omdat er altijd toch wel pareltjes van diversiteit en originaliteit tussen de blubber zitten. Tot slot nog even Netta, want we gaan deze zomer vast massaal tokken in kimono's. Gek? Ik vind het te gek.