Hij is de hele dag al aan het miemelen, dus besluit ik met Ezra naar buiten te gaan en daarmee meteen de splinternieuwe ergonomische draagzak uit de proberen. We hebben 'm gekocht in de peperdure babywinkel aan de Haarlemmerdijk. Willem vindt het eigenlijk maar een stom ding. 'Eerder voor skaters' zegt hij, waarmee hij eigenlijk doelt op gezonde Hollandse jonge ouders met frisse gezichten en een totaal gebrek aan joie de vivre. Hij vindt het veel chiquer onze zoon in een karretje voort te duwen.


Ezra steekt tot aan zijn middel uit de draagzak.
Dat kan niet de bedoeling zijn.
'Duw hem er verder in', zegt Willem.

Maar ik zie er wel iets Parisiens in, zo'n klein buideltje liefde nonchalant om je buik gewonden. M'n nieuwe cameljas er overheen gevouwen, zwarte zonnebril op en ik kan de wereld in alsof er acht weken geleden niets gebeurd is dat mijn sexappeal eventueel zou kunnen ondermijnen. Ezra als snoezige asset om af en toe aan vertederde winkelbediendes te showen, terwijl ik jurkjes aftik alsof ik vanavond zomaar even een feestje in kan rollen.

Willem helpt me een beetje met het ombinden, maar niet teveel. Ik moet het ook alleen kunnen. Ik klik de band om mijn middel vast en pak Ezra. Ik druk hem tegen me aan. Hij piept. Het piepen wordt huilen. Ik druk zijn speen in zijn mond. Hij spuugt 'm uit. Ik trek de draagzak om hem heen en probeer 'm achter in mijn nek vast te klikken. Gaat niet. Ezra spartelt en begint zowaar te grommen. 'Hou je ellebogen dichter bij elkaar,' zegt Willem. 'Wat is dit voor ontwerp?' zeg ik paniekerig. En daarna: 'Help.'

Willem klikt de laatste klikker vast.

Ik kijk in de spiegel en zie vooral een heel erg grote stofbult met heel veel overbodige drukknoopjes en hengseltjes. Ik lijk wel weer veertig weken zwanger.
Ezra steekt tot aan zijn middel uit de zak. Dat kan niet de bedoeling zijn. Hij wringelt nog steeds. 'Duw hem er verder in', zegt Willem. Maar Ezra heeft zijn benen stijf gestrekt, als de zenuwlijdende tante Sidonia die hij soms kan zijn.
'Als ik ga lopen zakt hij vast wel in elkaar,' zeg ik vertwijfeld.
'Ik moet nu Skypen,' zegt Willem.
En dan ga ik maar.


Ik denk woedend aan de moedermaffia die me vertelt dat 'dragen' 'over de hele wereld the way to go is'

In het trappenhuis blijkt dat ik niet over de zak heen kan kijken en daarom niet weet waar ik m'n voeten neer zet. Als een bejaarde kreupel ik langzaam naar beneden en denk woedend aan de moedermaffia die me vertelt dat 'dragen' 'over de hele wereld the way to go is' 'als je je kindje een veilig gevoel wil geven.' Die vrouwen met hun co-sleeping en baby-yoga, ze zouden het liefst die baby weer terug in hun buik willen proppen. Ik haat ze.

Buiten hompel ik richting winkelstraat. Nu niet jezelf laten kennen Sluimer, denk ik en ga de eerste de beste doodstille modezaak in. Ik hoor Ezra zwaar hijgen. Hoe kan dat, denk ik. Volgens de draagconsulente draait het kindje zijn hoofd altijd zo dat hij prima kan ademhalen. Misschien is Ezra wel niet helemaal goed bij zijn hoofd en blijkt dat nu, denk ik koortsachtig terwijl het hijgen het 'Kan ik u ergens mee helpen' overstemt. Ik probeer zijn hoofd een beetje te draaien, maar hij werkt niet mee. God, wat warm ook, zo'n zak aan je lijf. De vlammen slaan me uit. Gaat dit wel goed? Ik tuur in de zak en zie dat zijn neus een soort van vrij is. Hij voelt loeiheet aan. Zijn haren plakken sliertig op z'n hoofd.

Dan maar door naar de Blokker, want ik moest nog een doos hebben voor de kinderkleertjes die nu al weer te klein zijn. Ik koop een enorme plastic bak en loop nu met een oranje Blokkertas door de straat. Mijn jas zit slordig dichtgeknoopt. Mijn zonnebril hangt scheef in mijn haar.
Ezra slaapt inmiddels. Of, slaapt. Een diepe, wanhopige coma is het in de hoop dat dit maar allemaal snel over mag zijn.


Ik kijk in de zak. Ezra is knalrood en verfrommeld.

Ik begin me maar zo'n beetje terug richting huis te bewegen, al doe ik net alsof ik gewoon superrelaxt de etalages bekijk. Ik ga nog een winkel in waar ik praktisch ongezien een jurkje koop waar ik ongetwijfeld zestien lagen Spanx onder zal moeten dragen. Ik zie moeders ontspannen met wagens flaneren. De baby's blozend van de kou, met grote ogen die me verwijtend aankijken om wat ik hun medebaby aan doe. Ik kijk in de zak. Ezra is knalrood en verfrommeld. Zijn ogen stijf dicht geknepen. De plastic Blokkertas ramt tegen een Amsterdammertje. Ik verlies mijn evenwicht en donder praktisch met baby en al over de kasseien.
Zo is het genoeg. Ik begin nu harder te lopen, al is het eerder waggelen. De zak is steeds lager komen te hangen. Ezra's bovenlijf schommelt heen en weer, iets te hard. Bijna thuis. Ik dender de trappen op en vervloek Willem dat hij me niet even tegemoet komt om de Blokkertas over te nemen.
In de woonkamer frommel ik Ezra uit de zak. Hij kijkt me met een oog uiterst verdrietig aan.

Hij lijkt op een bejaarde visser die zojuist ternauwernood zijn schip met windkracht tien de baai in heeft weten te loodsen. Even denk ik: misschien heeft dit wel geholpen. Ik zie voor me hoe ik een paar uur rust krijg, mijn nieuwe jurk pas, misschien wel iets kan schrijven. Maar dan trekt hij zijn bovenlip op. 'Huuuuu' klinkt het. Ik stroop de zak af.
Morgen blijven we binnen.

Sarah Sluimer schrijft aan haar eerste roman bij Atlas/Contact en maakt programma's voor Paradiso. Willem Bosch is scenarioschrijver van oa Van God Los en Penoza. Ze zijn sinds twee maanden trotse ouders van een prachtige zoon. Ezra. In Amsterdam. En delen vanaf nu, om-en-om, hun ervaringen als kersverse ouders.

//

'Eerst fluisterde ik nog: ach jongen toch, stil maar, stil maar.
Maar nu is dat veranderd in een steeds jachtiger klinkend: stop stop stop stop stop stop.
En die baby maar schreeuwen.
Stop stop stop please please please stop stop stop.'

Lees verder >