Vriend,
Ik heb al zoveel bijnamen voor je. Hollands Welvaren. Het Linkse Geweten. En heel soms Kleine Homo, maar dat mag ik eigenlijk niet meer zeggen van mama omdat ze vermoed dat je wel eens hyperintelligent zou kunnen zijn en je me misschien nu al kan verstaan en dan denkt dat homo een scheldwoord is. Ik weet bijna zeker dat je niet nu al hyperintelligent bent.

Ik zie wel dat je heel veel moet lachen. Meer dan andere baby’s, geloof ik. En je bent alleen maar aan het bewegen. Ik was dus een beetje bang dat je veel zou praten, veel zou lachen, maar dat je het na anderhalf jaar nog steeds zou verdommen te lopen. Net als ik. Net als je moeder. Zo zijn we nog steeds eigenlijk. De hele dag lullen, maar een keer van je reet komen, ho maar.

Maar jij bent dus een beetje anders.


Je strekt je benen, zwaait met die dikke (homo)vuisten en schreeuwt het uit.

Je stompt en zwiert in de maxicosi, als een vlot op de open oceaan. Je strekt je benen, zwaait met die dikke (homo)vuisten en schreeuwt het uit. Laat me d’r uit! Til me op. Doe iets met me.
Sinds een week kun je dus rollen. We waren bij het consulatiebureau geweest, waar je allemaal goeie scores had gehaald. Alleen je hoofd was bovengemiddeld groot. (Net als je moeder. Net als je vader.) Én je kon dus nog niet zo goed op je buik liggen. We hadden wel gehoord dat we je hoofd af en toe van kant moesten verwisselen om een platte schedel te voorkomen (gelukt), maar niet dat je af en toe op die vette buik van je moest liggen. We hadden zelfs gehoord dat je daar dood van kon gaan. Dat bleek onzin, verzekerde de arts op het consultatiebureau ons.

Daarom hebben we je thuis plat op je buik op ons kamerbreed Persische tapijt gelegd dat je moeder en ik ooit samen van een weduwnaar uit Limburg hebben afgetroggeld voor 50 euro. Een schandalig verhaal is dat, vertel ik je snel.

De eerste keer lag je twaalf seconden op je buik voordat je woedend begon te schreeuwen. De arts had ons aangeraden je op je kont te duwen, en daarmee je topzware hoofd een beetje omhoog te dwingen. Dat hielp niets, je schreeuwde nog harder.

Een paar dagen later probeerden we het nog een keer, en nu schreeuwde je pas na vijftien seconden, en minuten minder lang, en probeerde je niemand te krabben. Een absolute vooruitgang.


En daarna, toen het zwiepen vervaarlijker werd, sloeg ik met m’n vlakke hand op het kleed en schreeuwde ik het uit

En weer een week later begon het rollen, of de pogingen daartoe. Een machtig vertoon was het: eerst op en neer zwiepen met je hoofd, van links naar rechts, je zwaartepunt verleggend. Alsof je zomaar wist dat je dat wilde.

Je moeder filmde met haar iPhone, ik lag plat naast je op het kleed. Kom op Ezra! riep ik eerst nog aanmoedigend. En daarna, toen het zwiepen vervaarlijker werd, sloeg ik met m’n vlakke hand op het kleed en schreeuwde ik het uit: KOM OP JONGEN! JE DOET HET! JE DOET HET!
Je deed het niet. Je zeeg neer op het kleed, nog altijd op je buik, en begon hartverscheurend te huilen. Dat was de eerste keer dat ik heel goed begreep hoe je je voelde. Zo voelde ik me toen ik twee keer zakte voor mijn rijbewijs. Een mislukkeling.

De dag daarop probeerde je het meteen weer. En dit keer bleef ook het huilen weg, je kreunde vastberaden. Sarah had nu ook d’r camera weggelegd, en zwijgend zaten we naar je te kijken. Een groots werk was het, dat zich voor onze ogen voltrok. ‘Het is alsof je de piramides ziet verrijzen,’ zei Sarah ademloos. Je zwiepte op en neer, faalde, nog een keer, en nog een keer, en toen deed je het ineens: wap, en daar lag je, op je rug. In het omkeren stootte je een klein beetje je hoofd op het kleed en toen schrok je zo erg dat je weer begon te schreeuwen. Maar ik juichte zoals ik juichte bij de 5-1 tegen Spanje. Met mijn handen omhoog en zonder een spoortje ironie. Naar de Goden.

De volgende dag probeerde je het opnieuw, maar nu was je minder bang, en lukte het sneller. Zoals ik je alles zie leren voor mijn ogen; hoe je de dingen eerst niet durft, en dan telkens een piepklein beetje over je eigen grens gaat. Eerst ben je bang. Dan bang en blij. En dan blij. En dat is leven.

Willem Bosch is scenarioschrijver van oa Van God Los en Penoza. Sarah Sluimer schrijft aan haar eerste roman bij Atlas/Contact en maakt programma's voor Paradiso. Ze zijn trotse ouders van een prachtige zoon. Ezra. In Amsterdam. En delen, om-en-om, hun ervaringen als kersverse ouders.

//

'Jongens, dat HUILEN...' Willem over het Shaken Baby Syndrome >