Het arme jongetje, dacht ik toen hij negeneneenhalf uur in een te klein wiegje kilometers boven de grond hing, nergens anders heen kon en de slaap niet wilde vatten.

Het arme jongetje, dacht ik toen we daarna de verzengende hitte in stapten en hij lamgeslagen en zwetend in z'n buggy zat.

Het arme jongetje, dacht ik toen zijn vader luid vloekend vanwege de verkeerschaos onze Kia over het eiland probeerde te loodsen en hij in zijn nieuwe autostoeltje achterin intens naar onze achterhoofden bleef staren, alsof daar de oplossing voor alle vervreemding lag.

Het arme jongetje, dacht ik toen ik hem in een restaurant een stukje Red Snapper gaf waar per ongeluk nog wat hete saus aan kleefde en hij zich desondanks manmoedig door de hapjes heen worstelde.

Het arme jongetje, dacht ik toen we op een leeg strand aan de westkant van het eiland neerstreken en hij gillend van afschuw probeerde het plakkende zand van zijn handjes af te wrijven.

Het arme jongetje, dacht ik toen hij met ons mee de zee in moest, zijn dikke lijf omhuld door het plastic van de babyzwemband en zijn UV-pet diep over zijn ogen gezakt terwijl hij probeerde om niet te hard te huilen.

Het arme jongetje, dacht ik toen we bij een dure beach club zaten en hij na drie dagen obstipatie opeens zijn hele buggy onder poepte en daar heel schuldig bij keek.

Het arme jongetje, dacht ik toen ik hem in een restaurant een stukje Red Snapper gaf waar per ongeluk nog wat hete saus aan kleefde en hij zich desondanks manmoedig door de hapjes heen worstelde.

Het arme jongetje, dacht ik toen we hem voor het eerst bij zijn nieuwe crèche afleverden, waar je zelf de luiers en hapjes mee naar toe moest brengen, waar kinderen van alle leeftijden door elkaar heen liepen, waar de leidsters direct en vol overgave zijn hele toet bedekten met zoenen en waar hij niemand kende.

Het arme jongetje, dacht ik toen ik de eerste, knalrode muggenbult op zijn sponzige wangen zag verschijnen, als een net verkeerd aangebrachte tache de beauté op een te mollig geworden musicalster van middelbare leeftijd.

Het arme jongetje, dacht ik toen we hem 's avonds in zijn bedje lieten liggen en wij dertig meter verderop een mojito gingen drinken bij dat romantische barretje, om de tien minuten op sprongen om te kijken of hij nog lag te slapen, maar toch: hem alléén lieten.

Maar Ezra heeft nergens last van. Als we hem bij de crèche afleveren kijkt hij, zodra we hem in een stoel zetten, niet meer naar ons om. En als we hem op halen is hij vrolijk. Opgeruimd. Alsof hij een productieve kantoordag achter de rug heeft en nu wel een pilsje kan gebruiken. Als we de hitte ontvluchten door rondjes te rijden in ons airconditioned autootje valt hij binnen een minuut in een gelukzalige slaap, zijn gezicht zo plat en slap als een pannenkoek.

Als we op het strand zijn, zelf een beetje onrustig op onze bedjes heen en weer schuiven omdat we hopen dat hij nu eindelijk eens zijn middagslaapje gaat doen, heeft hij net een grillig gevormd stukje koraal gevonden dat hij secuur met twee vingertjes vast houdt en waar hij zich met de frons van een taxateur op leeftijd zich over buigt. Een kwartier. Twintig minuten. Soms zelfs langer.

Als we met hem over stoffige zandwegen lopen, de zon op z'n hoogste punt is en we zelf tot niet veel meer in staat zijn dan sloffen en zuchten, kijk ik in het wagentje en zie ik onder de zweterige krullen en de glanzend-zwarte knikkerogen een horizonbrede lach waarna een luid 'BAAABAAABAA' klinkt. Met overtuiging. Alsof je dorstig, hongerig en uitgeput midden in de jungle opeens een frisse dr. Livingstone tegen het lijf loopt die je, verheugd over de plotselinge aanspraak, al zijn wedervaardigheden wil vertellen. En als ik, een beetje aangeschoten, terug loop van het barretje naar het appartement om te kijken of hij niet schreeuwend om zijn ouders wakker is geworden, tref ik hem altijd in een diepe slaap aan. Dieper dan thuis. Jaloersmakend stil.

Misschien is die kleine, dikke homp vrolijkheid zelfs wel gelukkiger hier, dan daar waar de Oei-Ik-Groei-app heilig is.

En als hij 's morgens wakker wordt en ziet dat wij vlak naast hem liggen en we hem overhevelen in ons bed waar hij net zo hard aan neuzen en haren mag trekken als hij wil, ach, wat maakt het dan nog allemaal uit. Dan kunnen we net zo goed voor eeuwige in ons kleine studiootje blijven waar we knakworstjes uit blik eten, de frosting van knalroze cupcakes snoepen en Campbell soepblikken als vaasjes voor savannebloemen fungeren.

Als je ouder wordt, word je voorzichtiger. Als je ouder wordt en voor een kind moet zorgen, word je echt bang. En als je een ontzettend beschermd, aangeharkt en gecultiveerd bestaan met een jong kind in de Randstad hebt, ben je misschien wel het lafste koekje in de rol.

Daarom is het goed dat we gegaan zijn. Niet naar het bekende Parijs, waar ik het leven met wijn, notitieboekjes op een terras en dikke grijze winterjassen van tevoren al had kunnen uittekenen. Nee, we gingen naar een verzengend heet landje dat voor de ene helft in bezit is genomen door horecakoningen en voor de andere helft onherbergzaam is. En arm. En Zuid-Amerikaans. Waar wij, overbezorgde stedelingen, de eerste week onszelf continu moed aan het inspreken waren, terwijl de zenuwen aan onze ruggengraat trokken. Maar waar Ezra moeiteloos doorheen rolt, simpelweg omdat hij nog niet weet hoe het is om onredelijke angsten te hebben. Die kleine, dikke homp vrolijkheid, die ons leert dat we overal gelukkig kunnen zijn. Misschien zelfs wel gelukkiger hier, dan daar waar de Oei-Ik-Groei-app heilig is.

Wie had een week geleden kunnen denken dat Ezra Teun Maria Bosch al zo snel een voorbeeld voor zijn ouders zou zijn.

De columns van Willem en Sarah voor ELLE.nl worden gebundeld in een boek! Dit najaar verschijnt Ontaarde Ouders bij Lebowski Publishers.