Vorig jaar was ze de meest besproken Zomergast, omdat ze urenlang verhelderend vertelde over liefde, erotiek en affaires. Nu stort psychotherapeut Esther Perel zich op werkrelaties. Waarom? En wie is Esther Perel zelf?


‘Entirely unexpected,’ noemt psychotherapeut Esther Perel de wereldwijde bekendheid die ze pas in de tweede helft van haar leven kreeg. Dat klopt, als je kijkt naar de toch vrij toevallige afslag die haar carrière halverwege haar leven nam. Het begint op een maandag in 1998, als Amerikaans president Bill Clinton op nationale televisie de woorden ‘I did not have sexual relations with that woman, Miss Lewinsky’ uitspreekt – zijn affaire met Monica Lewinsky is net uitgekomen. Esther Perel is dan veertig en getrouwd met Jack Saul, met wie ze in New York woont en twee zonen (1 en 4 jaar) heeft. Ze heeft dan al vijftien jaar haar eigen praktijk, waarin ze als psychotherapeut migratiefamilies bijstaat – een onderwerp waar ze ook persoonlijk mee te maken heeft gehad, want Perel groeide op in het Belgische Leuven als kind van Joodse ouders die als enigen in de familie de Holocaust overleefden. Perel volgt met stijgende verbazing hoe het Clinton-Lewinskydebat zich ontvouwt en moet er iets mee. Drie jaar later, als haar zonen wat groter zijn, vindt ze tijd om er iets over te schrijven – hoe we denken over affaires. Het begint met een artikel, en als dat in de academische wereld ‘viral’ gaat en een uitgever haar benadert om een boek te schrijven over veiligheid, lust, ontrouw en monogamie, besluit ze tot haar eigen verrassing om het te doen; ook al weet ze niet eens of ze dat wel kan, een boek schrijven. Mating in Captivity wordt een groot succes en leidt tot twee TedTalks, een tweede bestseller, The State of Affairs, en de wereldwijd beluisterde podcast Where Should We Begin? with Esther Perel, waarin je een uur met haar meeluistert tijdens echte relatietherapie. Haar publiek loopt inmiddels in de miljoenen. Afgelopen zomer zette ze ons in Zomergasten een scherpe bril op over tal van zaken: ook in gelukkige relaties wordt soms vreemdgegaan, erotiek gaat niet alleen over seks maar ook over ‘aliveness’, het verschil tussen niet dood zijn en léven, en relaties zijn eigenlijk verhalen. Nu maakt Esther Perel een kleine uitstap met een nieuwe podcast: over hoe we met elkaar omgaan op de werkvloer. Wat heeft ze ons daarover te leren?

Gasten die plaatsnemen op ELLE’s leerstoel delen met ons hun verrassendste en interessantste lessen en ervaringen. De belangrijkste vraag: waarom doe je wat je doet en weet je wat je weet?

Esther Perel vertelt over:
- hoe je je plan kunt trekken in een zee van mogelijkheden;
- wat het betekent om een vol leven te leiden;
- hoe je beter wordt in relationele intelligentie.

Werkrelaties. Waarom?

‘Het is een vruchtbare grond, want de meeste mensen hebben werk of hebben dat gehad, en er is veel aan het veranderen. Lange tijd vonden we relaties op de werkvloer wel belangrijk, maar niet de bottomline: het belangrijkst was productie. Nu pas worden werkrelaties even belangrijk als efficiëntie. Bedrijven hebben tegenwoordig een CFO, CEO, COO, welke C je maar wil, maar geen CRO: chief relationships officer. Daarom ga ik de laatste jaren steeds vaker bij bedrijven langs, om daarover te praten.’

Waarom worden relaties op de werkvloer nu zo belangrijk?

‘Binnenkort is het overgrote deel van de werkende mens een millennial. Die komen met andere waarden en verwachtingen naar hun werk dan hun voorgangers. Je gaat naar je werk om brood op de plank te krijgen, maar ook om jezelf te ontwikkelen – je wil voldoening, een mening, een stem. Je manager is niet je baas maar je coach, die niet meer alleen de voorwaarden schept waar je prestaties aan moeten voldoen – nee, hij of zij geeft je ook de ruimte om jezelf te ontplooien.’

‘Voorheen kon ons geloof het belangrijkst zijn, nu moeten we al het belang uit onszelf halen'

In een interview met Financial Times heb je het over een ‘ROI-mentaliteit’; we zoeken op werk en in relaties naar onze return on investment. Waarom?

‘Dat komt deels door opvoeding, omdat jullie van jongs af aan hebben meegekregen dat jullie ertoe doen en gesprekken voerden met jullie ouders die zij niet voerden met hun ouders. Maar die mentaliteit vloeit ook voort uit de maatschappij waarin we nu leven. Voorheen konden we ons geloof het belangrijkst vinden, of de gemeenschap waarin we leefden – nu leven we doorgaans seculier en individualistisch en dus moeten we al het belang uit onszelf halen. Ik ben daar niet kritisch over; ik begrijp het.’

Je zegt ook: ‘The best thing I can say today is that I’m busy, I’m busy and I’m behind.’ Komt dat hierdoor?

‘Het wil zeggen: ik doe iets. En “ik doe iets” is belangrijker dan “ik ben iets”. Of, beter: ik doe iets, dus ik ben iemand. Ik en mijn werk, en de rest komt later. En het gaat ook over niet stilstaan; we willen de jaarlijkse evaluatie nu maandelijks krijgen, om te horen of we op het goede pad zitten.’

Het heeft ook iets ongeduldigs.

‘Dat klopt, dat is de andere kant van de medaille. Er moet het liefst altijd iets nieuws gebeuren. Als ik jonge mensen vraag hoe ze hun werk ervaren, zeggen ze dikwijls: “Het is geweldig, en ik zoek iets nieuws.” Omdat je beter gaat verdienen als je wisselt, omdat je door moet. Wall Street Journal kopte vorige zomer: "In this economy, quitters are winning." Dit geldt natuurlijk niet voor iedereen, of in elke klasse: er zijn genoeg mensen die geen keuze hebben, bij wie zelfontwikkeling helemaal niet aan de orde is. Maar voor een grote groep, de middenklasse, hogeropgeleiden, geldt dit wel.’

Geduld is dus niet in de mode, maar wat als het dat wel zou zijn?

‘Dan zou er meer ruimte zijn om te kunnen denken: ik blijf hier omdat ik me hier goed voel. Goed genoeg. Of: ik blijf hier omdat ik dankbaar ben voor de kans die ik hier kreeg toen ik nog niets had. Vrijheid heeft dikwijls te maken met het niet mee hoeven gaan met de conventie, je eigen plan kunnen trekken – in die zin is het straks misschien wel de nieuwe vrijheid om niet elke kans te hoeven benutten, simpelweg omdat hij voorhanden was.’

Hoe zou dat er in de praktijk uitzien?

‘Mijn zoon heeft een goede baan en nog niet zo heel lang een nieuwe vriendin. Hij kreeg onlangs een nieuwe baan aangeboden waarvoor hij zou moeten verhuizen. Dus ik gaf hem het advies: misschien is het niet de juiste tijd voor die nieuwe baan – je hebt net een nieuwe vriendin. Dat vonden veel mensen om me heen gek. “He’ll have another girlfriend!” zeiden ze. Maar waarom zou je niet andersom denken: je laat een baan toch niet in de weg staan van een relatie? Ik dacht: wow, the values have really shifted.

Waarom, denk je?

‘Ieder systeem, elk mens en iedere maatschappij heeft twee tegenstellingen nodig: stabiliteit en verandering. Als je te stabiel bent, word je rigide en kun je je niet ontwikkelen, maar als je te veel verandert, heb je geen anker. Het is een dynamisch evenwicht: je hebt periodes waarin je op pad gaat, waarin je de vrijheid moet opzoeken om verandering teweeg te brengen, en periodes waarin staying power belangrijker is, stabiliteit. De vraag is: waar vinden wij nu onze veiligheid, onze stabiliteit? Tijdens het schrijven van mijn eerste boek, zei een meisje me: “I have a lot more security from my MBA than from my relationship.” Dat is tekenend voor hoe we er nu over denken. Op het moment dat relaties minder levenslang en zeker werden, zijn we die stabiliteit gaan zoeken in een ander gebied. Op de een of andere manier vinden mensen nu meer veiligheid in het navigeren van hun carrières.’

Ik doe, dus ik ben.

‘Ja. Zo zie je dat jonge mensen vaker nomadisch leven – ze gaan achter elke baankans aan en kunnen met hun laptop overal freelancen. Continu op zoek naar het volgende, het nieuwe trekken ze hun wortels sneller uit de grond dan dat ze ergens kunnen aarden. Niet alleen in het werk, ook op relationeel en seksueel gebied. Want de gekozen partner moet zo fenomenaal zijn, dat we ons nomadische leven voor hem of haar willen opgeven. Het is daarom niet gek dat we met onderwerpen als eenzaamheid en angst dealen. Het is geen kwestie van goed of slecht, maar zo’n levensstijl heeft consequenties.’

Wat is onze relatie met die consequenties; met niet krijgen wat we willen?

‘We individualiseren ons succes, maar ook ons falen. Als iets niet lukt, denken we onmiddellijk dat het onze fout is. Daarin klinkt door dat we controle hebben over ons lot. Maar in feite ligt succes en falen vaak aan een complex aantal factoren. Ik zit hier nu niet dit interview te doen omdat ik het allemaal alleen heb gedaan, maar het is niet voor iedereen gemakkelijk om te zeggen: ik ben hier dankzij de hulp van minstens vijftig anderen en een mix van gebeurtenissen, politieke ontwikkelingen en het type maatschappij waarin ik leef.’

Is het de kunst om je belangrijk te voelen, ook als dingen niet of nooit lukken?

‘Helemaal. Ik ben heel Victor Frankl hierin [een Oostenrijks neuroloog en psychiater die de Holocaust overleefde en een boek schreef over zingeving, The Man’s Search for Meaning, red.] Je belangrijk voelen heeft voor mij niets te maken met narcisme, maar met iets voor een ander kunnen betekenen. Daarvoor hoef je niet alles tegelijkertijd te hebben. Soms zeggen mensen: ik heb een belangrijk professioneel leven en vrienden, maar geen intieme relatie. Oké, dus jouw leven is: vrienden, een goede baan, vrijheid. That’s one life. De ander heeft familie, kinderen, vrienden, maar de baan? Dat is niet het belangrijkste. Dat is ook een leven. En we leven lang, veel langer dan eerst – wie weet verandert je leven halverwege, en komt die baan wel, of die vrienden. Wat nu gebeurt, is dat we het allemaal tegelijkertijd willen.’

NEW YORK

Je kwam zelf op je 21ste voor een studie naar Amerika, van plan om na een jaar weer te vertrekken. Maar je ontmoette je man, Jack Saul, en je bleef. Jullie gingen in New York wonen en jullie wonen daar nog steeds. Maakte je die keuze voor werk of voor de liefde?

‘Voor mijn relatie. Mijn grote keuzes draaiden nooit om werk. Toen we naar New York kwamen, hadden we niets.’ Lachend: ‘Ik zeg weleens dat we hiernaartoe zijn gekomen met niets dan liefde en water. We konden twee maanden in het appartement van vrienden slapen, daarna moesten we een visum, werk en een huis regelen. Voor het een had je het ander nodig, en andersom. Het was moeilijk – ik wilde mijn eigen praktijk beginnen omdat ik voor mezelf wilde werken en niet voor een baas, maar als psychotherapeut is dat haast onmogelijk in het begin.’

Als dat op een andere plek dan New York wel had gekund, had zoiets je dan weg kunnen lokken?

‘Nee, nooit. Het was een nog vrij onstabiele situatie, maar ik kan beter omgaan met een gebrek aan stabiliteit en zekerheid dan met een gebrek aan vrijheid. En ik heb nooit gedacht dat een relatie mijn vrijheid begrenst. Integendeel; een relatie steunt mij, waardoor ik mijn vrijheden juist beter kan opzoeken. Ik dacht: ik wil een interessant en vol leven en ik wil New York beleven, maar in mijn eentje ga ik dat niet doen – samen met Jack wel. Na twee jaar in een ziekenhuis in Boston gewerkt te hebben, kon ik toch al vrij snel mijn eigen praktijk openen. En toen dacht ik: ik moet gewoon verdienen om te leven.’

‘Toen we naar New York kwamen, hadden we niets.' Lachend: 'Niets dan liefde en water’

Die periode duurde twintig jaar; in 1983 begon je je praktijk, in 2003 schreef je het artikel dat leidde tot je eerste boek. Hoe kijk je terug op die periode van relatieve luwte?

‘Ik heb het heel goed gehad, ook in de beginjaren, toen we voor maximaal tien dollar uit eten konden. We hebben in die twintig jaar een rijk cultureel en sociaal leven opgebouwd, mensen ontmoet van over de hele wereld. Ik had nooit het gevoel dat ik iets miste. Op het moment dat ik meer mensen in mijn praktijk kreeg dan ik aankon, dacht ik: okay, I’m allright. Ik kon de praktijk dichtgooien als we op vakantie gingen; ieder jaar gingen we zes weken op reis, en later ook met de kinderen. Dan luisterden we naar Franse chansons, van Charles Aznavour tot Jacques Brel, en jarenzeventigmuziek van Supertramp. Dreamer hebben we vaak hard meegezongen. Dreamer, you’re such a little dreamer. Met de auto open, gewoon. You know.’ Lachend: ‘We hadden zelfs de eerste boombox. Het belangrijkste was de vrijheid.’

ONZEKERHEDEN

Op je site zeg je over het schrijven van je eerste boek in 2006: ‘To be truly honest, until then, I had only done things that I was sure I could do. This was the first time that I took on a project without any certainty that I could deliver.’ Waarom deed je dat niet eerder?

‘Dat schrijven was moeilijk voor me, ik voelde me heel alleen daarin. Ik had een innerlijke grens waar ik niet zo gemakkelijk overheen durfde. Ik denk dat dat vooral te maken heeft met mijn moeder. Zij stierf drie jaar voor ik het boek ging schrijven. Daarvoor wilde ik altijd zeker zijn voor haar; zolang ik wist wat ik deed, hoefde zij zich geen zorgen te maken. Dus ik deed alleen dingen waarvan ik wist: dat kan ik echt doen. En dingen waar ik niet zeker van was, daar bleef ik een beetje van weg.’

Wat was het ergste wat er kon gebeuren?

‘Ja, nu denk ik: god meisje, al die jaren dat je daarover hebt gezweet. Wat zou er gebeuren? Niet veel. Misschien zouden ze zeggen: ik heb het gezegd. Of: het is niet erg. Maar ik was trots. Of niet zozeer trots, het is meer: ik wilde mijn moeder geen extra angst geven. Ze had al zo veel mensen verloren in de Holocaust. Ik was er daardoor goed van doordrongen dat ze niet ook haar kinderen kon verliezen. De wereld waarin ik kon leven – studeren in Israël, studeren in Amerika – was anders dan de wereld waarin zij had geleefd, dus als ik iets deed wat buiten haar belevingswereld viel, moest ík er in ieder geval zeker van zijn, zodat zij dat ook kon zijn. Ik had onrealistische verwachtingen daarover van mezelf voor een meisje van vijftien. Maar ik denk dat dat een verantwoordelijkheid is die veel immigrantenkinderen voelen – wij zijn de deur waardoor onze ouders in de nieuwe maatschappij komen.’

Welke dingen heb je daardoor gelaten?

‘Ik ben geen actrice geworden. Dat is waarschijnlijk het belangrijkste wat ik niet heb gedurfd. Ik wilde altijd optreden en ik was ook al toegelaten op een academie voor een master in toneel, maar ik dacht: god, en als het me niet lukt? Dus ging ik iets doen waarvan ik zekerder was dat het me een zelfstandig leven kon geven, iets waarmee ik mijn geld kon verdienen; en dan zou ik toneel voor de lol ernaast gaan doen.’

Maar nu sta je alsnog op podia, voor een enorm publiek.

‘Ja, ik denk daar dikwijls aan. Ik heb het publiek, ik kan optreden wanneer ik wil. Maar het is niet dezelfde creativiteit, toch, het is geen fictie. Toneel voor mij is iets ongelofelijks. Ik zit er wel dicht in de buurt; ik word op Broadway weleens gevraagd om toneelstukken te analyseren en ik speelde afgelopen jaar in de film Newness. Ik speelde mezelf, maar het was wel fun.’

‘Het belangrijkste wat ik niet heb gedurfd is waarschijnlijk actrice worden’

Welke dingen zijn er nog meer veranderd, nu je een groot publiek hebt?

‘Toen ik mijn eerste boek schreef, dacht ik: ik ga geen boek voor psychologen schrijven. Ik ga een boek voor iedereen schrijven, en als het een goed boek is, dan wordt het door iedereen gelezen, ook de psychologen. Ik wilde namelijk de muur tussen het vak en het publiek doorbreken, de psychologie de maatschappij in brengen. Dat is gelukt en daar ben ik heel trots op. Want wij psychologen spreken niet genoeg; we weten zo veel, maar die kennis blijft binnenskamers, we praten alleen tegen onze cliënten. Maar we moeten ons belang serieus nemen. We hebben iets te zeggen. Over relaties, geweld, pijn, liefde, over zo veel wat gaande is.’

Hoe was het dan voor je toen je via een podcast met therapie de huiskamers binnenkwam?

‘Prachtig! Dat vijftien miljoen mensen daar nu naar hebben geluisterd, ook op plekken waar je geen toegang hebt tot goede therapie, dat is ongelofelijk.’

RELATIONELE INTELLIGENTIE

Je werkt in je therapie altijd toe naar meer zelfreflectie en empathie – eigenschappen waar je een bepaalde emotionele intelligentie voor nodig hebt. Hoe belangrijk is die intelligentie voor het hebben van goede relaties?

‘Ik zou het liever relationele intelligentie willen noemen. En het is heel belangrijk. Het heeft een nieuw belang gekregen. Heel lang waren de rollen in onze relaties duidelijk: een zoon doet dit, een dochter doet dat, een kind spreekt zo en zo tegen een volwassene en andersom, mannen wisten wat ze tegen vrouwen moesten zeggen en vrouwen wisten wat ze niet tegen mannen moesten zeggen. Dan hoef je minder relationeel intelligent te zijn, want the script is written. Nu is dat allemaal niet meer zo duidelijk. Een vrouw die een man datet, kan nu denken: ik vind hem leuk, maar ga ik hem dat vertellen? Of moet ik wachten op hem? Ik wil wel zelfstandig zijn, maar ook mijn behoefte uitdrukken – ik wil geen druk op hem leggen, maar óók niet passief zitten wachten zoals mijn moeder deed. En zo zijn er nog duizenden situaties en rollen waarin vragen zijn ontstaan, die we nu zelf moeten beantwoorden. Daar heb je relationele intelligentie voor nodig.’

Word je daarmee geboren, of kun je die verbeteren?

‘Natuurlijk kun je die verbeteren. Het is oefenen, oefenen. En dat lukt je beter in levenden lijve dan via een scherm, via het digitale – want je moet gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding, tekst en subtekst leren lezen. Wij zitten hier nu, ik zie aan je of je blij bent met mijn antwoord of door wil naar een volgend onderwerp. En andersom lees jij of we elkaar blijven begrijpen, of je me kunt onderbreken of dat ik nog door wil vertellen. Dat is allemaal relationele intelligentie.’

‘Relationele intelligentie gaat om de vraag: wat kan ik voor een ander betekenen?’

Scherpen grote persoonlijke rampen die intelligentie ook aan?

‘Ja, zeker. Grote en kleine. Het is een proces dat nooit eindigt. Je kunt nooit denken: ha, nu ben ik af.’

Waren je ouders relationeel intelligent?

‘Enorm! Mijn vader zat als gevangene in een kamp, hij was een slachtoffer, maar zijn relationele intelligentie heeft hem in zekere zin gered. Hij wist hoe hij mensen moest lezen. Hij zorgde voor aardappels – op het einde van de oorlog hadden ook de Duitsers honger en wisten ze dat ze meer te eten hadden als mijn vader bleef leven. Maar het gaat niet om opportunisme. Het gaat om de vraag: wat kan ik voor een ander betekenen? In plaats van: wat doet een ander voor mij.’

PLAN TREKKEN

In Zomergasten zei je tegen presentator Janine Abbring: ‘Mijn moeder zou je allerlei positieve dingen over me vertellen die ze mij niet zou zeggen.’ Waarom?

‘Dat was niet zozeer het karakter van mijn moeder, maar meer de JoodsPoolse cultuur. Daarin wil je het hoofd van je kind niet laten zwollen. Hoe zeg je dat, hè?’

Je moet niet naast je schoenen lopen?

‘Ja. Het idee was: de buren en je vrienden zullen je wel zeggen wat je goed doet, en je moeder is er om tegen je te zeggen wat de rest niet wil zeggen – de waarheid.’ Lachend: ‘En de waarheid wil zeggen: kritiek.’

Wat zou je willen verbeteren aan jezelf?

Denkt na, dan: ‘Ik heb bijna dertig jaar alleen gewerkt. Sinds vier jaar werk ik met acht mensen, voor wie ik verantwoordelijk ben. Ik ben een goede leider, maar geen goede manager. Dat ik dat nu moet zijn, maakt me soms angstig. Dat ik vooruit moet kijken, wel voor een jaar. Ik heb nooit een plan gehad voor een jaar, hoogstens voor de avond. Mensen vragen me zelfs: wat is je vijfjarenplan? Dan antwoord ik dingen als: “Interessante dingen doen.” Maar dat is geen businesstaal, hè. Soms zeg ik dan tegen mezelf: dit is dus de volwassen wereld, doe daar eens aan mee meisje. Maar vaker denk ik: ik moet de dingen op mijn eigen manier doen, zolang ik het leuk vind.’

Volgens ‘de nieuwe vrijheid’ zou je nu dus kunnen zeggen: het kán groter, maar het hoeft niet. Kun je dat nog wel, nee zeggen?

‘Ja, natuurlijk. Je wordt op mijn leeftijd ook iets meer humble. Nu voel ik veel energie, maar misschien word ik straks te moe om op te treden. Wie weet word ik of wordt mijn man Jack ziek, en dan heb je niks aan je vijfjarenplan, dan zit je gewoon bij de dokter morgenvroeg.’

Wat zou je doen als dat echt gebeurt: Jack wordt ziek? Of is dat een moeilijke vraag?

‘Nee, nee, nee. Als Jack ziek zou worden, stop ik alles. Dat is helemaal geen vraag, dat is heel duidelijk voor mij. Dan is hij de prioriteit en kan de rest wachten.’

Wat zouden je ouders nu zeggen?

‘Ik denk dat ze trots zouden zijn. Mijn moeder zou denk ik vragen: hoe ben je toch aan dat thema gekomen, meisje? She wasn’t at ease with that subject, hè. Seksualiteit. En mijn vader, hij zou de psychologie niet begrijpen, dat was helemaal zijn wereld niet. Hij zei weleens: “Waarom komen ze naar jou? Waar hebben ze het dan over? Help je ze? Als je ze helpt, is het goed.” Hij was nieuwsgierig, niet kritisch. En ze zouden zeggen dat ik goed mijn plan heb getrokken. Die zin is heel belangrijk, al vanaf mijn jeugd. Ik ken die zin in het Frans, in het Duits, in alle talen die ik spreek. Want je eigen plan trekken, betekent: weten hoe te overleven en een mooi leven op te bouwen.’

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het aprilnummer van ELLE 2019.