In Mentorles vragen we oprichters, besluitvormers, spinnen-in-het-web en andere vrouwen die in hun werk aan belangrijke knoppen zitten of vakinhoudelijke invloed hebben, hoe ze hun werk doen.


Ann Demeester (44) is museumdirecteur van het Haarlemse Frans Hals Museum. Hiervoor was ze directeur van het Amsterdamse kunstcentrum W139 (van 2003 tot 2006) en De Appel (van 2006 tot 2014). Ze studeerde Germaanse filologie en begon als kunstjournalist bij De Morgen. Ze woont in Amsterdam met haar man en kinderen.

Over de gemiddelde ochtend ‘Ik heb twee type ochtenden: de vroege en de super vroege. Bij die laatste sta ik om 5 uur op, dan kan ik allerlei werk doen waar ik gedurende de dag niet aan toekom en ’s avonds de frisheid van geest niet voor heb: stukken schrijven, achterstallige emails beantwoorden. Als journalist stond ik weleens om 3 uur op. Om zeven uur maak ik mijn man wakker met een kop koffie, dan de kinderen, voor wie ik ook het ontbijt maak. We brengen ze afwisselend naar school. Ik ontbijt zelf vaak pas op werk; ik drink ’s ochtends vooral koffie.’

Over hoe het is om de baas te zijn ‘Toen ik directeur werd bij de Appel, was ik nog relatief jong en scheelde ik maar een jaar of vijf met sommige medewerkers en studenten. Ik wilde daarom toegankelijk zijn als baas. Ik had net het boek De onwetende meester van Jacques Rancier gelezen. Daarin moet een Franstalige leraar in België plots lesgeven aan studenten die Nederlands spreken, een taal die hij niet beheerst. Hij besluit samen met de studenten een boek te lezen, waarbij ze beiden een leerproces doormaken. Zo wilde ik ook omgaan met mijn medewerkers. Totdat een van mijn medewerkers een cruciale opmerking maakte. We hadden met de groep een discussie waar we niet uitkwamen, ik vond ze te anti en te negatief over een voorstel, en toen zei iemand: ‘But Ann, you are the boss. You like us to be equal, but we expect you to be the boss.’ Dat was zo’n aardverschuiving in mijn hoofd. Zelfs als we het niet eens waren, wilden ze liever dat ik de positie van de baas innam. Ik zag autoriteit tot dan toe als iets ongewensts, dat gepaard gaat met stomme regeltjes, maar het ligt genuanceerder: je biedt als leidinggevende ook houvast.’

Over waarom ze bus 346 neemt ‘Ik fiets meestal vanaf mijn huis naar station Amsterdam-Zuid en neem daar bus 346 naar Haarlem. Dat klinkt suf, de bus, maar ik vind het heerlijk. Op mijn werk val ik meestal meteen in de werkelijkheid van vergaderingen en meetings. Tijdens die busrit van een half uur kan ik nog fijn stukken lezen, e-mails beantwoorden, bellen. Het reist veel fijner dan trein; daar vinden ze het storender als je belt. Het is zo’n leuke dubbeldekker, en hij heeft USB-aansluitingen voor je telefoon.’

Over hoe ze ontspant ‘Heel cliché: door met mijn man uit eten te gaan, dingen met mijn kinderen te doen, te lezen, veel te lezen, tentoonstellingen te bezoeken. Helemaal niks exotisch of bijzonders, dus. O! En ik hou van massages. Ik zou iedere dag wel gemasseerd willen worden.’

Over waarom ze het fijn vindt als je kunst niet direct begrijpt ‘Ik houd ook van dingen die gewoon mooi zijn, natuurlijk. Maar dat is voor mij wel instant satisfaction, net zoals suiker of snoepgoed lekker is. Als je moeite moet doen om iets te begrijpen en te plaatsen, heeft dat doorgaans een langer after effect. Dan brengt het me op plekken in mijn hoofd waar ik nog niet eerder ben geweest. Als mensen zeggen: dat vind ik niet mooi, dan probeer ik ze dus vaak te stimuleren, van: probeer eens verder te kijken dan die onmiddellijke bevrediging. Een Deense museumdirecteur, ik geloof uit Århus, zei eens: het museum is als een sportschool voor de geest. Dat vond ik zo treffend. In de sportschool doe je ook iets wat aanvankelijk een beetje pijn doet, maar dat wil je ook, dat je net iets voelt verzuren – daarna voelt het heerlijk. Ik probeer mensen ook altijd op het hart te drukken dat kunst niet gaat over intellect, of over dingen begrijpen. Het gaat niet om wat je al weet, het gaat om wat je zou willen weten. En kunst is gevoelsmatig. Mensen associëren kunst met je hoofd, maar kunst is heel integraal; als een werk je raakt, voel je dat in je buik, je darmen, je hele lijf. En kunst is soms niet talig; zelfs ik als talig persoon kan niet altijd goed uitleggen waarom een werk me raakt.’

Over het opgroeien in een aculturele omgeving ‘Ik heb een gelukkige jeugd gehad, met fijne ouders; maar mijn opvoeding was sportief, terwijl ik als kind graag juist in de bibliotheek zat. Als ik erop terugkijk, vind ik het juist bemoedigend dat ik in een omgeving ben opgegroeid waarin kunst geen rol speelde en nu museumdirecteur ben. Dat er dus iets bestaat als een innerlijke drive die de beperkingen van je omgeving kan ontstijgen. Ik vind dat ook een geruststelling voor ouders. Dat je niet alles hoeft aan te reiken. Mijn kinderen groeien cultureel op, maar vinden dat misschien strontvervelend. Wie weet worden ze wel kickbokskampioen en zeggen zij later: wij gingen thuis niet bergbeklimmen, mountainbiken, boulderen. Ik hoop dat ze zelf kunnen vinden wat hen interesseert.’

Over hoe ze beslissingen maakt ‘Ik vind beslissingen over problemen het makkelijkst. Dan schrijf ik op: wat is de upside, wat is de downside, wat zijn de mogelijke oplossingen? Dan spar ik nog met wat mensen, en dan kies is: dit gaan we doen. Ik ben veel aarzelender over beslissingen die niet zozeer gaan over een probleem, maar over een mogelijkheid. Dat is een eindeloos proces, ik cirkel eromheen en omheen, totdat ik het plots weet. Ik werd eens benaderd voor een headhunter toen ik nog bij de Appel zat, voor een baan bij een museum in het noorden van Europa. Ik wist het nog niet zeker, maar ik vermoedde dat ik het wilde, dus ik ging mee in de sollicitatierondes. Vlak voor de finaleronde dacht ik: nee. Ik wil het niet. Het leven daar past me niet; in het weekend gaat iedereen er bergbeklimmen, dat is niks voor mij, en het leven is er te geïsoleerd. Ik realiseerde me opeens zo goed dat ik niet in die samenleving paste. Het was een moeizaam moment, maar een goede beslissing voor beide partijen. Daarna kwam het Frans Hals Museum, waar ik natuurlijk over twijfelde – ik had nog een kater van het vorige aanbod. Maar mijn man zei: dit moet je doen, dit past perfect bij je. En daar heeft hij gelijk in gekregen. Ik vind het geweldig bij het Frans Hals Museum.’

Over wat ze overschat vindt in haar werk ‘Onze bezoekcijfers zijn goed, maar toch wil ik het daar niet te veel over hebben. Ik vind de nadruk op bezoekcijfers, op aantallen, te overschat – te heilig. Ik vind het ook irritant als dat het eerste is waar naar wordt gevraagd: hoeveel bezoekers hebben jullie? Want als je dat aantal hoort, wat weet je dan echt? Succes van een museum heeft niet alleen met kwantitatieve cijfers te maken, maar ook met kwaliteit: hoeveel impact heeft je tentoonstelling gemaakt? Wat heb je de bezoeker meegegeven? Bezoekcijfers zijn zeker belangrijk; ze zorgen ervoor dat je museum kan bestaan. Maar toch vind ik het goed om te onthouden dat het verschil van tienduizend bezoekers meer of minder vaak enkel voor de financiën belangrijk is, en we in dit vak zitten om mensen een betekenisvolle ervaring mee te geven.’

Over samen met haar man op de bank werken ‘Ik heb zo’n drie keer per week openingen of diners, op andere dagen eet ik samen met mijn man en kinderen en breng ik de kinderen naar bed. Ik heb de dag dus op zijn vroegst om negen uur afgesloten. Ik neem me altijd voor om vroeg naar bed te gaan, maar dat lukt me vrijwel nooit; ik moet de dag dan nog van me afzetten. Maar mijn man en ik werken ook graag samen op de bank. Dat klinkt ongezellig, maar dat vinden we juist gezellig – je vraagt dingen aan elkaar, vertelt elkaar ondertussen dingen. Eenmaal in bed lees ik altijd nog iets, anders kan ik niet slapen. Na een paar bladzijdes ben ik weg.’

Over waarom fictie belangrijk voor haar is ‘Ik lees meer romans, dan boeken over kunst. Dat klinkt raar, maar ik heb vaak meer aan fictie. Tentoonstellingen maken is namelijk niet alleen het tonen van voorwerpen, het is vooral: een verhaal vertellen. Dat doe je met objecten in een ruimte natuurlijk anders dan met letters op papier, maar je hebt bij beiden wel te maken met vertelvormen. Ik ben daarom dol op schrijvers als A.S. Byatt en Helen Oyeyemi. Hun romans hebben een historische component en zijn tegelijkertijd magisch realistisch; dat is wat je ook met een tentoonstelling wil.’

Over de coach die ze nu heeft ‘Ik wilde nooit een coach. Ik had er lang geleden eens eentje geprobeerd, maar die moest ik telkens afzeggen omdat ik te druk was. Typisch, natuurlijk. Nu heb ik er toch eentje en die vind ik echt geweldig. Ze is niet te abstract of rigide, met van die zinnen als “dit zijn de vijf leiderschapsprincipes die je moet volgen”, maar het is ook weer geen therapie. Alhoewel ze wel altijd wil weten hoe ik in mijn persoonlijk leven omga met mijn omgeving, hoe mijn relatie met mijn ouders is, met mijn kinderen. Want dat is bepalend voor hoe je werkt; ik geloof dat dat voor iedereen geldt.’

Over waarom ze nu toch weer sport ‘In gesprekken kwamen twee vragen vaak terug: heb je al je rijbewijs, en sport je? Dat rijbewijs heb ik op de lange baan geschoven en dat sporten ben ik eigenlijk per ongeluk weer gaan doen. Want ik sportte nooit; ik heb alleen als student vier jaar aan Indiase tempeldans gedaan, eigenlijk uit culturele interesse, maar dat bleek heel fysiek. Met je bovenlichaam vertel je verhalen, met je onderlichaam dans je, dus je staat continu met gebogen benen, heel zwaar, en die split maken tussen boven- en onderlichaam is moeilijk. Ik was er heel slecht in. Afijn; het was wel leuk, dus ik wilde dat graag opnieuw doen ergens in Amsterdam, maar vond nooit een locatie, dus dacht ik – dan maar iets anders. Toen kwam er bij mij om de hoek een sportschool die letterlijk drempelverlagend was; je loopt er zo naar binnen en je kunt je kinderen ook meenemen. De eerste les vond ik eigenlijk niets, maar omdat ik geen quitter wilde zijn, ging ik weer. Nu doe ik het graag, het geeft een fysieke bevrediging die ik tot dan toe niet kende. Van massages gaat je lijf een beetje zweven, van sporten krijg je juist adrenaline, je wordt sterker, soepeler, fantastisch. Ik heb geen doel. Het zou geen kwaad kunnen als ik wat zou afvallen, maar dat is bijzaak. Ik vind het juist heerlijk dat er helemaal geen target is. En ik kom erachter dat ik sterker ben dan ik dacht; mijn beste vriendin, die erg sportief is, sport ik er zelfs af en toe uit.’

Over wat ze iedereen als tip zou meegeven ‘Ik wou dat het wat oorspronkelijker was, maar: ruim white days in je agenda in, waarin je ook geen achterstallig werk mag wegwerken – gewoon, rondlopen, kijken, lezen, denken. Ik ben een enorme actiegerichte doener, ultravraatzuchtig in wat ik wil doen. Daardoor raakt je agenda ramvol met dingen die moeten en dingen die kunnen. De raad van toezicht zegt weleens: je moet soms ook gewoon met de voeten op tafel gaan zitten. Dan is mijn eerste gedachte: oh please, dat is volslagen zinloos en daar heb ik geen tijd voor. Maar het is niet zinloos, het is belangrijk stil te zitten en om niet-functioneel na te denken over wat je doet. Ik geloof dat het essentieel is voor je geestelijke gezondheid, om open te blijven voor interessante dingen. Ik probeer het nu eens in het kwartaal te doen. Gelukkig heb ik nu ook een nuchtere assistente. Ik ben goed in mensen overtuigen waarom ik iets toch écht moet doen, en zij zegt gewoon: nee. Dat hoef je helemaal niet te doen.’

Malu de Bont, ELLE Malu de Bont, ELLE editor Malu de Bont, auteursbio Malu de Bont
.