Steeds vaker betrap ik mezelf erop: 'We gaan naar Italië op vakantie.' 'Nee ik kan dan niet, we hebben een huwelijk.' Praten in de door vrijwel iedereen gehekelde wij-vorm als je het over jou en je eega hebt. Het sluipt erin, soms floept het eruit, en als je jezelf vervolgens verbetert leg je er alleen maar meer nadruk op en dan heb je dat weer. Nooit had ik gedacht dat ik iemand zou zijn die weleens 'we' zegt waarbij ik 'hij en ik' bedoel. Sterker nog, ik heb vrij lang geweigerd toe te geven dat er überhaupt sprake was van een ontluikende wij.

Het begon met het verschrikkelijke maar alom gebruikte 'scharrel', en toen dat de lading echt niet meer dekte (ik had zijn ouders ontmoet, ik bedoel, dan ben je niet meer aan het scharrelen) ging ik over op 'vlam'. Gingen wé over op vlam, kijk daar heb je het al. Vond de omgeving maar ingewikkeld, die wilde er graag een label op plakken. Mijn vader worstelde er ook mee: 'Dus hij is een schoon-, eh, vlam. Een schoonvlam. Ja. Nou oké.' En niet alleen hij, maar ook vrijgevochten vrienden en vriendinnen wisten zich er geen raad mee. 'Maar is het nou áán? Is hij nou je vriend?' vroegen ze keer op keer. Het is aan zonder te benoemen dat het aan is, sprak ik resoluut. Gevoelens zijn al zo ingewikkeld, taal maakt het er allemaal niet makkelijker op.

Types met houten blokletters in de vensterbank die "LOVE' spellen, een roedel zeurende kinderen met overal plakkende limonadevlekken en een agenda waarin 'we' geen tijd meer hebben voor leuke dingen want 'we' zijn moe.

Inmiddels ben ik bijna twee jaar verder met hem maar nog steeds kan ik het niet over m'n lippen krijgen om 'mijn vriend' te zeggen. 'Dit is mijn vriend.' Oh, wat klinkt dat gruwelijk. Bij 'mijn vriend' zie ik types voor me die zelfs een zwangerschap steevast benoemen als een duo-activiteit, 'We zijn zwanger.' Types met houten blokletters in de vensterbank die "LOVE' spellen, een roedel zeurende kinderen met overal plakkende limonadevlekken en een agenda waarin 'we' geen tijd meer hebben voor leuke dingen want 'we' zijn moe. Maar 'partner' klinkt zo seksloos, 'verkering' te puberaal, en 'vriendje' is al helemaal om te braken. Dit is mijn geliefde, zeg ik nu dus maar. Dan begrijpt iedereen het, en het klinkt nog leuk ook. Want hij is nog steeds mijn vlam, maar ook dat voelt nu te licht.

Hij stelt mij wel eens voor met de woorden 'Dit is mijn vrouw,' waarop verbaasde ogen direct richting mijn ringvinger schieten, wat de situatie soms alleen maar omslachtiger maakt. Doodsbang ben ik om een echte we-prater te worden, iemand die zichzelf in de hoofdzaak ziet als onderdeel van een ander, of beter, van een samenzijn met een ander. Ik wil graag ik blijven. Gewoon Liesbeth dus. Met een geliefde, ja, maar in de basis Liesbeth.

Gek genoeg blijkt uit onderzoek echter dat praten in termen van 'we' juist goed is voor dat we. Stellen die in de wij-vorm praten zouden gelukkiger, kalmer en positiever zijn met hun relatie, lees ik na een korte tijd online op tientallen sites. Ben ik dan nu eigenhandig mijn relatie (vind ik trouwens ook een bijzonder vreselijk woord) om zeep aan het helpen? Ik mag graag mijn hakken in het zand zetten en me afzetten tegen al dat naar burgerlijkheid riekt, maar weet tegelijkertijd van mezelf dat ik de boel nog weleens kan overdrijven.

Laatst was ik met hem – pardon, waren we – met vrienden op het strand toen de vakantie ter sprake kwam. Ik weet nog niet waar ik precies ga slapen, zei ik. Waar hij naast zat. Over ónze vakantie. Dat viel hem ook op, maar ik was zo panisch bezig met geen we-zegger te worden dat ik hem bijkans vergat. En dat kan ook niet de bedoeling zijn. Hij maakt van mij een wij, en we gaan samen naar Italië. Mijn vriend en ik. En een paar houten blokletters.

Kersverse ELLE-columniste Liesbeth Rasker schrijft ze elke maand in ELLE over de liefde en andere belangwekkende zaken in het leven. Ze heeft een relatie.