We vonden via een bevriende filmmaker een huis linksonder Gare du Nord dat ongeveer even groot bleek als ons huis in Amsterdam, en we konden ruilen.
Dat was een paar maanden geleden, en nu is het al bijna zo ver: Sarah gaat ‘r boek afschrijven. Ik ga 24 uur per dag me zorgen maken om aanslagen. Voor Ezra hebben we al een blauw gestreepte romper en een stom klein baretje ingeslagen.

Ik vind het mooi, maar ook wel spannend. Ik wil graag een wereldburger zijn, maar ben ook evenveel een directe afstammeling van Brabantse varkensboeren. Op m’n plek. Honkvast.

Het is een idee dat al langer bestond, een paar maanden samen weg. Eerst was het New York, toen Ezra nog niet bestond. Toen werd het LA, nu is het Parijs. Dichtbij genoeg voor opa’s en oma’s, ver weg genoeg om het emigreren te noemen.


Feestjes tot diep in de nacht met de kinderen slapend in een stapel jassen.

Bovendien is het een stad die op ons lijf is geschreven. Sarah spreekt vloeiend Frans en ziet Parijs als haar tweede en toekomstige huis. Ik heb onze laatste dagen met mijn moeder in Parijs doorgebracht, een maand voordat ze plotseling overleed.

En Frankrijk hoort bij een fantasie die wij allebei hebben over opvoeden. Over ouders die veel houden van hun kinderen, maar ook méér zijn dan vaders en moeders. Kunstliefhebbers, literatuurkenners, oudlinkse gut-menschen. Feestjes tot diep in de nacht met de kinderen slapend in een stapel jassen. Dat werk.

De afgelopen twee zomervakanties zaten Sarah en ik tot diep in de nacht op kleine pleintjes van Vox au Romaine tot Piombino en zagen we hoe Zuid-Europese ouders hun kinderen, baby’s en peuters tot middernacht op lieten blijven. Ze renden over de pleintjes, sprongen over de fonteinen, probeerden stiekem slokjes wijn te stelen.
Zo gingen wij dat ook doen, spraken Sarah en ik met elkaar af. Dat soort ouders worden wij ook.

En nu is het bijna zover.

Gisteren kwam ik thuis van een tamelijk lange dag vol afspraken, toen bleek dat Sarah onze zoon al in een dikke trui en lange broek had gestoken, omdat we op de bonnefooi ergens buiten gingen eten. Om te oefenen.

Het was nog lekker weer, en pas zes uur, dus we vonden een tafel aan de Noordermarkt. We dronken allebei wijn, aten copieus, rookten stiekem omstebeurt een sigaret, met de baby van ons afgekeerd, op veilige afstand. Ezra lag te kirren van het lachen, Sarah bestelde twee limoncello en twee koffie, ik beloofde dat ik die sigaretten zou verzwijgen in m’n column,. Het was mooi.

Rond een uur of acht wilde ik eigenlijk naar huis, zoals ik wel vaker eigenlijk naar huis wil. Ezra moest naar bed, ik moest vroeg op morgen, werd het niet te koud? Sarah wuifde het weg, glimlachte superieur, al bijna een Franse moeder: ‘Doe eens een beetje Parisien,’ dat zei ze. Dus dan probeer ik dat.


Ze heeft vier geweldige kinderen, én ze drinkt Gin Tonic op een dinsdagavond dus zo kan het ook.

En zo zaten we nog een half uurtje. En zoals altijd op een verloren woensdagavond appte een van ons tweeën naar een whatsappgroepje met vrienden waarin wij een serieus deel van onze tijd verdoen. Devon, een vriendin uit het groepje, had zin om nog iets komen drinken. Ze zou ons oppikken op het terras, en met haar zouden we naar huis lopen, Ezra op bed leggen, en op ons balkon nog even zitten.

Devon is geweldig. Ze is al iets verder dan wij, al lang uit de baby’s. Maar ze heeft vier geweldige kinderen, én ze drinkt Gin Tonic op een dinsdagavond dus zo kan het ook. Ze is een beetje ons voorbeeld daarin.

Ze kwam aanscheuren op een bakfiets met slingers aan het stuur, zwaaide over het terras, was het onmiddellijk met Sarah eens dat ik niet zo lullig bezorgd moest doen om dat kind want kijk nou—hij slaapt toch, of niet dan?

En dat was zo. En dat bleef hij doen. Tot we hem na nog een half uur vier trappen omhoog tilde, en hem luid snurken in bed legden.

Tot tamelijk diep in de nacht zaten we met z’n drieën op ons balkon. We vertelden Devon over onze Franse plannen en ze vond het prachtig. Zij vertelde ons over hoe ze ooit had gevochten in de Paradiso, over een bachanaal in een drie-sterrenrestaurant, over hoeveel hekel ze eigenlijk heeft aan een zeer bekende en buitengewoon lieve kinderboekenschrijver die je eigenlijk niet kan haten.
Ezra sliep overal doorheen.
Hikkend van het lachen ging ik naar de wc, en zoals altijd ging ik even bij hem kijken. De wereldburger lag plat op zijn rug te snurken met z’n blauw gestreepte romper onder z’n blauwe pino-slaappak.

Toen ik terug kwam hadden Sarah en Devon het over een tweede kind. Devon vroeg: ‘En, Willem, nemen jullie er nog één?’ Maar ik dacht dat ze het over mijn drankje had, dus hield ik mijn rode wijn omhoog en zei:
‘Nee dankjewel, ik heb nog.’

De twee vrouwen gierden het uit. Als dat niet Parisien is weet ik het ook niet meer. 

//

'Het is een gruwelijke bezigheid, die ouderliefde. Maar er zit één groot voordeel aan die rampzalige liefde.'

Lees verder >