ELLE's zomernummer is uit en staat in het teken van #staycation. ELLE's Malu de Bont interviewde schrijver Kiley Reid, wiens debuutroman Such A Fun Age, over een zwarte babysitter, afgelopen jaar een internationale bestseller werd.

Kiley Reid (32) was eigenlijk van plan om haar leven niet om haar werk te laten draaien, maar om alle uren daarbuiten. Haar banen moesten een belangrijk ding faciliteren: genoeg vrije tijd om in te kunnen schrijven. Gewoon, voor haarzelf. En dus werkte ze in een chocoladewinkel, als receptionist, als babysitter, en als koffiezaakmedewerker. Van dat schrijven zelf haar werk maken, probeerde ze heus, maar dat leek haar niet al te realistisch.

Als ze de dertig nadert, heeft ze daarom een alternatief plan: een master volgen, zodat ze daarna genoeg diploma’s heeft om te kunnen lesgeven in schrijven. Ze meldt zich bij de goed aangeschreven Iowa Writers’ Workshop, waar ze in eerste instantie wordt afgewezen, maar een jaar later doet ze een tweede poging en wordt ze tot haar geluk toegelaten. Haar plan lijkt te lukken, totdat boekenredacteur Sally Kim op een vrijdagavond in 2018 voor het slapen gaan Reids manuscript voor een boek met de titel Such a Fun Age nog even doorbladert. Midden in de nacht, om 1.11 uur, mailt Kim naar haar collega’s: ‘Hi, everyone. I don’t expect you’ll get this note before Monday, but I wanted to send you this manuscript because I’ve just finished it, and my mind is racing.’

Kiley Reid krijgt een boekcontract. Een paar maanden later, nog voordat het boek überhaupt in de winkels ligt, worden de filmrechten verkocht aan Lena Waithe, actrice, producer en Emmy Award-winnende scenarioschrijver voor Master of None. Het boek werd in de zes maanden dat het nu uit is een The New York Times-besteller, belandde in Reese Witherspoons boekenclub en kreeg in Engeland de eretitel Sunday Times Bestseller.

Such a Fun Age verhaalt over de 25-jarige zwarte babysitter Emira en haar witte, welgestelde baas Alix, een door female empowerment gedreven blogger. Het opent met een grimmige scène: als Alix laat op een zaterdagavond een ei door haar raam krijgt gegooid en ze niet wil dat haar dochtertje Briar schrikt van de politie die onderweg is, vraagt ze Emira of ze haar even mee naar buiten wil nemen, weg van de commotie. Emira, dan op een verjaardag in een korte rok en met een drankje op, twijfelt – maar gaat toch, want ze kan het geld gebruiken. Ze neemt Briar mee naar de 24/7 geopende biologische supermarkt Market Depot om naar het notenassortiment te kijken – daar houdt Briar van. De situatie begint onschuldig, maar verhardt als wantrouwende omstanders het beeld van een schaars geklede zwarte vrouw met een wit kind niet vertrouwen en ze Emira beschuldigen van ontvoering.

Nog meer dan over racisme gaat Such a Fun Age over privilege en klasse, met een speciale rol voor het systeem van de Amerikaanse gezondheidszorg, dat voor de meesten alleen betaalbaar is via een werkgever. Want dat is precies Emira’s probleem. Emira wordt bijna 26, een leeftijd waarop ze niet meer onder de zorgverzekering van haar ouders zal vallen, waardoor ze een wandelend onverzekerd financieel risico zal worden. Ze houdt van haar werk als babysitter en is er bewonderenswaardig goed in, maar omdat oppaswerk doorgaans niet wordt gezien als werk dat moet worden beloond met een contract, benefits en health care, zit ze klem tussen wat ze wil en waartoe het systeem haar dwingt – een ‘echte’ baan. Zodoende wordt Such a Fun Age ook een verhaal over ‘careerism ’, de verheerlijking van prestigewerk en carrièregroei, en stelt ze de tussen de zinnen door de vraag: wat zien we als echte banen, en wat niet?

Reid doet dit interview vanuit haar woonplaats Philadelphia onder de Skypenaam Reidtheclassics. Lachend: ‘Ik schaam me er een beetje voor. Maar ja, dit koos ik tien jaar geleden als naam.’

Kiley Reid, hoe ervaar je de coronacrisis en thuisquarantaine? ‘Ik ben gezond, en mijn omgeving is dat ook. Dat is de grootste prioriteit op dit moment. Daarnaast voel ik me een geluksvogel omdat ik werk heb dat ik vanuit huis kan doen. Lange wandelingen zijn een belangrijk deel van mijn schrijfproces – als ik niet verder kom in een verhaal, helpt het lopen. Omdat ik nu de hele tijd bezig ben met niet te dicht bij mensen te komen, of niet mijn gezicht aan te raken, werken die wandelingen minder goed. Maar dat is natuurlijk op dit moment verre van het belangrijkst.’

Het ontoegankelijke zorgstelsel in Amerika heeft een belangrijke rol in je boek. Hoe kijk je vanuit dat opzicht naar de coronacrisis? ‘De situatie maakt nog duidelijker met welke problemen Amerikanen met een laag inkomen al langer worstelen. Er zijn ongelofelijk veel mensen die in de huishoudelijke sfeer werken, van schoonmakers tot babysitters tot bejaardenverzorgers, die nu op een dubbele manier kwetsbaar zijn: ze hadden al moeite met het krijgen van een gezondheidsverzekering en nu valt voor een groot deel van hen ook hun inkomen weg. Ik kan me niet voorstellen hoe stressvol dat moet zijn.’

In Such a Fun Age raakt moeder Alix geobsedeerd door de vraag wat haar babysitter Emira van haar vindt. Ze geeft haar flessen wijn mee, wil haar advies geven, probeert te levelen door te zeggen dat ze iets bij een budgetketen heeft gekocht. Je noemde dit soort individuele pogingen tot goeddoenerij in een interview eens niet alleen weinig effectief, maar ook gevaarlijk. Waarom? ‘Er is een verschil tussen intentie en daadwerkelijke impact, en ik denk dat het belangrijk is om dat te onthouden. Alix overschat haar vriendelijke gebaren; ze denkt dat ze meer voor Emira betekenen dan ze daadwerkelijk doen. Dat kun je haar moeilijk kwalijk nemen, want we leven in een wereld waarin de nadruk op individuele acties ligt; het enige wat je hoeft te doen, is geen plastic tasjes meer gebruiken, een herbruikbare mok meenemen, je afval scheiden. Maar die individuele acties veranderen niets aan het overkoepelende systeem, waardoor je niet bij de kern van het probleem komt. Toch denk je ondertussen wel dat je jouw deel al hebt gedaan.’

Alix’ aardigheden richting Emira zijn dus een transactie waarin ook iets belangrijks voor háár zit: een goed gevoel over zichzelf. ‘Ja. Het laat haar op meerdere manieren goed voelen over zichzelf: ze heeft haar steentje bijgedragen, ze kan zichzelf zien als iemand die goede relaties heeft met een diverse groep mensen. Ze laat zichzelf deel worden van iemands voor-en-na-foto, terwijl Emira in feite worstelt met een groot probleem, dat een ongelofelijk grote groep mensen in ondergewaardeerde banen treft, waarvoor het vinden van een oplossing – helaas – veel meer vergt dan het meegeven van een dure fles wijn aan het eind van een werkdag. Alix kan nog de allerliefste baas zijn, en Emira nog zo deel laten voelen van de familie; uiteindelijk verandert er, op systematisch niveau, niets voor Emira.’

Hoe kan het dat Alix – een hoogopgeleide vrouw – dat inzicht mist; dat Emira een contract met een zorgverzekering nodig heeft, geen dure fles wijn? ‘In de serie Will & Grace heb je een scène waarin het vriendje van Grace aan haar vraagt: “You want me to be happy, right?” En Grace antwoordt: “Of course I do, as long as it doesn’t negatively impact me in any way.” Ik denk dat veel mensen niet beseffen dat dat is hoe ze uiteindelijk in gelijkheid staan. Als je mensen wil empoweren, dan komt die power niet uit de lucht vallen; die moet ergens anders vandaan gehaald worden om te kunnen worden herverdeeld.’

Denk je dat mensen goed in staat zijn om onbevooroordeeld naar hun eigen maatschappelijke en financiële positie te kijken? ‘In de research voor Such a Fun Age las ik het boek Uneasy Street: The Anxieties of the Affluence van Rachel Sherman. Ze interviewt daarin vijftig zeer rijke New Yorkers over hun welvaart. Ze behoorden allemaal tot de één procent rijksten uit de stad, maar zo lang ze een rijker iemand kenden naar wie ze konden wijzen – iemand met, bijvoorbeeld, een eigen vliegtuig – konden ze zeggen en ook echt geloven dat ze niet écht rijk waren. Andersom zie je hetzelfde bij de relatief armste mensen. Die wijzen vaak naar nog armere mensen, waardoor ze kunnen zeggen: ik heb ten minste nog een baan, een huis. Dus afhankelijk van aan welk uiteinde je je op dat spectrum bevindt, vergelijk je omhoog of omlaag; om je niet schuldig te hoeven voelen, of om iets te vinden om dankbaar voor te kunnen zijn.’

Welk inzichten gaf dat boek je nog meer? ‘O, zo veel! Toen ik het boek las, had ik voor Such a Fun Age het basale plot uitgevogeld, maar ik zocht nog naar een why , een reden waarom het geschreven moest worden. Ik hou niet van romans die te nadrukkelijk een maatschappelijke boodschap willen overbrengen, in eerste instantie wil ik een goed verhaal maken, een pageturner, maar tegelijkertijd hou ik ook niet van romans die niks over de wereld van nu zeggen. Dit boek gaf me een why, het laat goed zien hoe awkward obsessief liberale rijken zijn met het rechtvaardigen van hun rijkdom en privilege. In het geval van babysitters, schoonmakers en de andere mensen die ze inhuren, doen ze dat vooral door te denken: als ik ze goed behandel, dan verdien ik hun dienende positie. Dat vond ik een interessant gegeven om in het boek mee te spelen.’

Is er een specifieke uitspraak uit het boek die je is bijgebleven? ‘Op een gegeven moment zegt een man: “Ik vind het belangrijk voor de ontwikkeling van mijn kinderen dat ze een keer een shit job hebben gehad, dat ze daarvan leren.” En ik bleef maar denken: voor hoe lang? Want er is een grote groep mensen die hun hele leven het werk doen dat deze man ziet als shit. Sommige van die “shit jobs” zijn in mijn ogen helemaal geen shit jobs, maar het zijn het inkomen en de bijbehorende levensstijl die aan die banen vastzitten, die ze shit maken. Om terug te komen op Such a Fun Age: Emira houdt van haar werk als babysitter, ze ziet er veel waarde in. Ze zou dat het liefst haar hele leven doen. Vindt die man dan dat ze de bijbehorende levensstijl, zonder contract en zonder zorgverzekering, verdient? Wat verdienen we eigenlijk, en wie verdient wat? Ik weet nog dat ik me als twintiger voor het eerst echt bewust werd van het feit dat sommige mensen letterlijk vijfhonderd keer meer verdienen dan zorgmedewerkers of schoonmakers. Ik bleef me maar afvragen: betekent dat dat ze vijfhonderd keer slimmer zijn, of vijfhonderd keer harder werken? Ik denk het niet.’

Hoe kijk je, in het verlengde hiervan, naar careerism, de focus op carrièregroei, prestigewerk, status? ‘Ik denk dat ieder mens oprecht van werken houdt. En als ik “werk” zeg, bedoel ik: problemen oplossen, dingen maken, samenwerken in een team. Dat is een menselijke, basale behoefte. Het probleem zit hem in wat we er zelf als maatschappij omheen verzinnen, wat we als “echt werk” en “niet echt werk” beschouwen. Een kapper vertelde me een paar jaar geleden hoe belangrijk het voor haar was om elk jaar naar verschillende conferenties te gaan, hoe ze zich altijd moest blijven bijscholen. En ik denk dat, als we in een meer egalitaire samenleving zouden leven, en we het werk van babysitters ook als een vak zouden zien, Emira’s leven er heel anders uit had gezien. Dan had ze van haar werk als babysitter een levenslange carrière kunnen maken, waarin ze ook bij een community hoort, naar conferenties gaat, nieuwe dingen blijft leren; omgangstechnieken, opvoedkundige vaardigheden, verschillende soorten spellen voor verschillende soorten kinderen. Dat soort dingen. Want het werk van een babysitter is allesbehalve simpel; je bent verantwoordelijk voor iemands kind en er is weinig ruimte voor fouten – niet op de manier zoals je die in andere banen wel hebt.’

Dan: ‘Toen ik net naar New York was verhuisd, werkte ik in een chocoladewinkel van Godiva, en werd me vaak gevraagd wat ik echt wilde doen. Dat is altijd schrijven geweest, maar ik heb heel vaak de neiging gehad om te zeggen: dit. Dit is wat ik wil doen, in een chocoladewinkel werken. Want er is niks mis met in een chocoladewinkel werken.’

Reid is twintig jaar als ze in 2007 naar New York verhuist voor een theaterstudie aan Marymount Manhattan College. Drie jaar later studeert ze op 23-jarige leeftijd af. Ze woont en werkt daarna nog vijf jaar in New York als receptionist en babysitter, tot ze op 28-jarige leeftijd met haar man naar Arkansas verhuist, omdat hij daar een baan krijgt aangeboden. Een halfjaar later doet ze voor het eerst een poging om tot de Iowa Writers’ Workshop te worden toegelaten.

Tussen je afstuderen en je eerste aanmelding voor de Iowa Writers’ Workshop zat vijf jaar. Waarom zat er zo veel jaar tussen? Lachend: ‘Dat is een goede vraag. Ik voelde me gewoon niet goed genoeg als schrijver, had het gevoel dat ik nog moest uitzoeken wat voor schrijver ik was. Dat betekende: heel veel lezen, heel veel schrijven, en heel veel worden afgewezen. Na vijf jaar dacht ik: er is eigenlijk zo veel dat ik nog niet weet over het vak en ook hoe de zakelijke kant ervan in elkaar zit. Een master leek me het middel om me die wereld meer eigen te maken.’

Vijf jaar is lang. Dacht je niet op momenten: dit gaat niets meer worden? ‘O ja, nu heeft het allemaal goed uitgepakt, maar toen voelde het helemaal niet altijd als iets realistisch, dat ik van het schrijven zou kunnen leven. Een realistischer plan leek me: mijn master halen aan de Iowa Writers’ Workshop, zodat ik kon gaan lesgeven in schrijven. Daarom was ik natuurlijk ook zo lang receptionist. De voorspelbare werktijden waren fijn, want zo werd mijn vrije tijd ook voorspelbaar. Ik werkte van 9.30 tot 17.30 uur. Elke vrijdag bleef ik vijf uur langer om te schrijven.’

Dan parkeerde je je sociale leven? ‘Ik heb zeker verjaardagen en feestjes gemist. Ik kreeg ook al door: als je tegen één iemand ja zegt op een vrijdagavond, moet je ja zeggen tegen iedereen. Dus ik beschermde die vrijdagavond alsof het iets heiligs was. Sommigen zeiden: “Ik snap het niet, waarom moet dat zo nodig – het is niet alsof je een deadline hebt?” Op dat soort momenten is het moeilijk uit te leggen waarom dat schrijven zo belangrijk voor je is. En soms dacht ik zelf ook: waar slaat dit op, waarom doe ik dit eigenlijk? Zeker als ik net afwijzingen had gekregen.’

Waarom hield je het toch vol? ‘Omdat ik wel oprecht genoot van die avonden. Ik dacht nooit: ik moet vanavond weer even doorzetten om dit klusje te doen, omdat het moet . Ik wilde schrijven om het schrijven zelf. Naarmate ik ouder werd, merkte ik ook hoe er een religieuze kwaliteit zit in iets telkens opnieuw en opnieuw doen, op hetzelfde tijdstip, op dezelfde dag. Doordat je je hoofd op die manier telkens naar een bepaalde wereld terugbrengt, kun je er dieper in gaan.’

Op je 28ste verhuisde je met je man mee van New York naar Arkansas voor een jaar. Je besloot een jaar lang geen nieuwe kleren en spullen te kopen, en noemde het in een interview met Writer’s Digest ‘a year to reset and put my finances towards my writing.’ Waarom besloot je er zo’n jaar van te maken, waarin je niets mocht kopen? ‘Voornamelijk uit noodzaak. Ik ging in Arkansas niet opnieuw aan de slag als receptionist, maar werkte er in een koffiezaak. Als receptionist was ik in mijn hoofd toch altijd nog bezig met werk; to do’s, mails die nog verstuurd moesten worden. Het werk in de koffiezaak was minder complex, waardoor ik mijn hoofd helemaal vrij had voor mijn schrijven. Ik werkte met mijn handen, met mensen – ik vond het er eigenlijk heel leuk. Maar ik verdiende er 8,50 dollar per uur, dus er kwam veel minder geld binnen. Toen dacht ik: oké, dit wordt een experiment van een jaar, waarin alles in het teken staat van schrijven. Je mag één keer per week een fles wijn kopen, maar geen nieuwe kleding en spullen.’

Was dat moeilijk, je financiële leven resetten? ‘Ik kende veel minder mensen in Arkansas dan in New York, dus het was makkelijk besparen op etentjes en dat soort dingen. En de huren in Arkansas zijn natuurlijk flink lager dan in New York, dus dat hielp ook mee. En omdat mijn schrijven het belangrijkste was, veranderde ook mijn behoefte aan andere dingen. Ik denk dat het weggaan uit New York het moeilijkste is geweest, het opgeven van de veiligheid van mijn baan als receptionist, en de zorgverzekering die daarbij hoorde.’

In interviews, als je wordt gevraagd of je je identificeert met Emira, die financieel volledig op zichzelf is aangewezen, zeg je: ‘Als ik kijk naar mijn achtergrond en privileges, denk ik dat ik eerder lijk op Alix.’ Maar verder vertel je daar niet over. Lachend: ‘Nee. Ik doe heel erg mijn best om de privacy van mijn familie te respecteren.’

Het klinkt niet alsof je, zoals Alix, financieel op je ouders hebt kunnen leunen. ‘Ik denk, hoe je het misschien beter kunt zeggen is…’ Ze haalt diep adem. ‘Oké, ik vertel je hoe dit gegaan is. In veel interviews wordt er bij voorbaat aangenomen dat ik Emira ben. En ik denk dat, als je me vijf minuten leert kennen, je genoeg dingen kunt vinden waaruit blijkt dat ik niet Emira ben. Dus ik vermoed dat ik ergens zoiets heb gezegd als: ik ben dichter bij Alix’ leeftijd dan die van Emira, dus je zou net zo goed kunnen stellen dat ik Alix zou kunnen zijn. Maar zoals je kunt merken, zit er overlap in mij en Emira, in de zin dat ik me herken in haar zorgen over hoe ze de huur gaat betalen en hoe ze aan een zorgverzekering komt. Maar ik herken me ook in Alix, in haar nerveuze energie. Ik denk dat veel schrijvers dit zeggen, en het klinkt een beetje cheesy , maar desondanks is het wel waar: we zijn niemand van onze karakters, en tegelijkertijd zijn we ze allemaal een beetje.’

Wat zou je jonge schrijvers adviseren die nog niet op het punt zijn dat ze ervan kunnen leven? ‘O, heel veel! De eerste is: meld je overal voor aan. Denk ook niet dat je aan elk criterium hoeft te voldoen. Of het nu een schrijversretraite is of een opleidingsprogramma, waag een kans. Raak gewend aan afwijzingen, zodat je ermee om leert gaan. Gebruik cijfers voor je doelen. Dus denk niet: ik ga dit jaar meer schrijven. Want wat is meer? Zeg eerder: ik ga zeshonderd woorden per dag schrijven, ik ga twee stukken per week opsturen naar literaire tijdschriften. En het beste wat je als jonge schrijver, maar eigenlijk altijd kunt doen, is: lees alles. Vooral non-fictie. Als er een onderwerp is dat je interesseert, zoek dan op wie de experts zijn, wat belangrijke waargebeurde verhalen en ontwikkelingen zijn in dat gebied, en stort je er helemaal in.’

Waarom non-fictie? ‘Omdat het je verhaal vaak veel echter en beter maakt. Ik sprak laatst met een van mijn docenten aan de Iowa Writers’ Workshop, Paul Harding. Een fantastische docent. En hij zei dat de taak van een schrijver vaak niet eens het verzinnen van een verhaal is, maar eerder: de werkelijkheid griezelig accuraat kunnen beschrijven. Dan gaat het vanzelf onder je huid zitten.’

Bestel het boek Such a Fun Age hier.

elle's julinummer 2020, met sophie turner op de cover
Arthur Elgort

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in ELLE's gloednieuwe zomernummer, de Staycation Edition. Je bestelt dit nummer (zonder verzendkosten!) in onze digitale kiosk.

Shop ELLE's zomernummer