In Mentorles vragen we oprichters, besluitvormers, spinnen-in-het-web en andere vrouwen die in hun werk aan belangrijke knoppen zitten of vakinhoudelijke invloed hebben, hoe ze hun werk doen.


Al ruim elf jaar is de Amerikaans-Nederlandse Emilie Gordenker directeur van het Den Haagse museum het Mauritshuis. Ze loodste het museum een grote verbouwing door; in 2014 heropende het met een grondig gerenoveerd pand. Gordenker groeide over de hele wereld op en deed voor haar directeursfunctie een hoop verschillende dingen: als jonge twintiger studeerde ze een jaar Ruslandkunde, ze werkte een periode bij warenhuis Bloomingdale's en ze werkte vier jaar als conservator bij het Schotse museum National Gallery of Scotland. Daar werd ze weggekaapt door het Mauritshuis.

Over de gemiddelde ochtend ‘Ik heb slaap nodig. Ik ben gewoon niet een van die mensen die met vier uur per nacht genoeg heeft. Ik woon ook bewust op loopafstand van het museum, zodat ik bijna geen reistijd heb. Ik zet de wekker tussen 7.00 en 7.30 uur, zodat ik rustig kan opstaan en kan ontbijten, kijk dan even wat er de rest van de dag staat te gebeuren en kom dan tussen 8.30 en 9.00 uur op het Mauritshuis aan. Althans, als mijn dag daar begint; soms begin ik met afspraken buiten de deur en ik ben geregeld voor werk op reis.’

Over de Nederlandse precisie en de Amerikaanse blik ‘Ik heb twee paspoorten; de Nederlandse en de Amerikaanse, want ik heb een Nederlandse moeder en een Amerikaanse vader. Tot mijn zevende kon ik geen woord Nederlands, maar toen zat ik een jaar in Nederland op de basisschool. Op die leeftijd heb je maar een paar weken nodig om de taal te leren. We woonden eigenlijk over de hele wereld; iedere drie jaar trokken we naar de plek waar het werk van mijn vader ons heen bracht. De zomervakantie brachten we steevast in Zeeland door, waardoor Nederland een stabiele factor in mijn opvoeding werd. Dat reizen heeft me flexibel gemaakt; ik vind het interessant om te weten hoe verschillende culturen werken en hoe ik me daartoe verhoud. In mijn werk probeer ik de Nederlandse precisie te combineren met de bredere, Amerikaanse blik. Zo heb ik het beste van beide werelden.'

Over de podcasts waar ze veel van leert ‘Ik ben een grote podcastliefhebber, al meer dan tien jaar, want ik hou ervan dat je tijdens het luisteren nog iets anders kunt doen. Er is een aantal buitenlandse podcasts die ik goed vind. Fresh Air van National Public Radio bijvoorbeeld, een interviewprogramma dat ongeveer een uur duurt en gaat over boeken, films, politiek, acteurs, muziek. Ik heb daar ontzettend veel aan, want het houdt me een beetje aangesloten met waar in Amerika over wordt gesproken. Het is ook altijd goed voorbereid en onderzocht, met een fantastische interviewer, Terry Gross. Ze weet met open vragen enorm veel uit iemand te halen. Een andere podcast die ik graag luister, is een radioprogramma van de BBC dat al sinds de jaren veertig wordt uitgezonden: Desert Island Discs, waarin iemand aan de hand van belangrijke soundtracks uit zijn leven wordt geïnterviewd. Ik streamde het altijd via internet, en ik weet nog dat ik, toen je het als podcast kon luisteren, dacht: yes, wat heerlijk.’

Over een prestigieuze studiebeurs die ze afsloeg om in een warenhuis te gaan werken ‘Als jonge twintiger had ik een zomerbijbaan bij Bonwit Teller, een warenhuis dat nu niet meer bestaat. Ik zou aan de Columbia University gaan studeren en moest alvast geld verdienen om mijn huur te betalen. Aan het einde van de zomer, zeiden ze: je kunt hartstikke goed leren, wil je hier blijven werken, dat we je opleiden? Ik zei uiteraard nee, door die aanstaande studie, maar ik wist eigenlijk al dat die studie een verkeerde keuze was geweest, en dat ik eigenlijk behoefte had aan iets anders. Ik was altijd zo gefocust geweest op mijn school en moest nog opgroeien, op een bepaalde manier. Ik wilde levenservaring opdoen, in plaats van nog meer studeren. Dus ik klopte toch weer aan bij Bonwit Teller en zei: misschien wil ik het wel doen. Zij zeiden me toen: als je het vak echt wil leren, moet je naar Macy’s of Bloomingdale’s. Bij Bloomingdale’s heb ik uiteindelijk veel geleerd. Ik stuurde een afdeling van verkopers aan die allemaal zes procent commissie verdienden, dus dat was een grote slangenkuil. Dat soort dingen moeten oplossen, geeft je veel mensenkennis. Ik leerde er ook meer praktische, zakelijke kanten; hoe werk je met spreadsheets, met Excel, met balansen. Het was niet altijd leuk of makkelijk, maar wel wat ik destijds nodig had.’

Over de twee dingen die ze jonge studenten adviseert ‘Zo nu en dan heb ik leuke gesprekken met studenten of net afgestudeerden, en dan zeg ik weleens: neem een risico. Als het niet goedkomt, maakt het nu nog niet zo veel uit, maar het onderscheidt je straks wel. Soms is een niet zo heel fijne ervaring juist iets waar je veel aan hebt. Voor mezelf geldt: hoe meer ik risico’s ging aandurven, hoe meer zelfvertrouwen ik kreeg. Ik zou ook tegen alle werkende mensen willen zeggen: als je iets ziet wat je wil veranderen of verbeteren, wacht dan niet tot iemand zegt wat je moet doen, maar pak het zelf op. Een goede leidinggevende juicht dat alleen maar toe.’

Over verschillende soorten inhoud ‘Toen ik werd gevraagd om directeur bij het Mauritshuis te worden, werkte ik als conservator bij een museum in Schotland. Dat was wat mij betreft de beste museumbaan die er was, want als conservator ben je heel inhoudelijk met de kunst van het museum bezig. Dat inhoudelijke was wat me dreef, dus ik vond het een moeilijke beslissing; ga ik dan voor een directietitel, waarbij je die inhoud deels moet achterlaten? Ik heb het toch gedaan, vooral uit nieuwsgierigheid en omdat het een geweldige collectie heeft, en dat was een goede keuze. Het Mauritshuis is gelukkig een overzichtelijke organisatie, waar je als directeur nog steeds inhoudelijk met de kunst in aanraking komt, maar vooral kwam ik erachter dat het inhoudelijke ook in iets anders kan zitten: in de strategie. Wat me nu boeit, is hoe ik ervoor kan zorgen dat het hele museum kan blijven groeien en zich kan blijven ontwikkelen. Ik geef nu op een andere manier iets inhoudelijks aan een museum, en dat strategische bevalt me enorm goed.’

Over de verschillende fases van haar baan ‘Toen ik bij het Mauritshuis kwam, was mijn Nederlands oké, maar ik had hier uiteindelijk alleen een jaartje lagere school gehad en wist dus nog veel ook niet– dat het Ministerie van OCW voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap staat, dat soort dingen. Het eerste jaar heb ik dus zoveel mogelijk als een spons alles in me opgenomen. We zaten middenin de economische crisis, dus het was ook: het museum daarin staande houden. Vrij snel daarna startte de grote verbouwing van het Mauritshuis, waardoor jaren van intensieve verandering volgden. Ik leid nu vijf jaar een heropend, af museum, en daarin probeer ik vooral een ondersteunende rol aan te nemen en iemand te zijn die de grenzen blijft opzoeken. Ik probeer ook een baas te zijn die niet op de stoel van de werknemer gaat zitten, want er is niets irritanter dan een baas die jouw baan wil doen.’

Over waarom je perfectionisme in de toplaag moet loslaten ‘Conservatoren zijn vaak van nature perfectionistisch; hun werk is precisiewerk, gericht op details, waarbij je iets zo goed mogelijk probeert te doen. Toen ik directeur werd, merkte ik dat ik moest leren dat perfectionisme los te laten – je kunt in zo’n functie niet meer alles zelf checken. Je moet uit de details kruipen en dat leren overlaten aan je collega’s. Je bent als conservator ook gewend zelfstandig te werken, met een groot verantwoordelijkheidsgevoel; dat laatste heb ik nog steeds, maar op een ander en breder niveau.’

Over wat ze overschat vindt in haar werk ‘De vraag hoeveel bezoekers een museum heeft. Ik begrijp de vraag, en in principe is er niets mis mee om naar bezoekcijfers te kijken, maar het is zo kort door de bocht dat je andere, misschien wel belangrijkere dingen uitsluit. Het is een botte bijl waar je uiteindelijk heel weinig mee kunt. Als je het Mauritshuis bijvoorbeeld vergelijkt met het Rijksmuseum, dan zijn we in een aantal opzichten het zelfde, maar in veel vlakken ook niet. Het Mauritshuis heeft een relatief klein oppervlakte, dus wat ik belangrijk vind, is dat we op dat museumoppervlakte internationale topkwaliteit bieden. Ik wil daarmee aanmoedigen dat mensen terugkomen. Herhaalbezoek, noem je dat. Dat doe je mede door een goede dienstverlening te geven, gastvrijheid te bieden. Als je de boel te vol stopt met mensen, keer je mensen af. Ik wil dus helemaal geen overvolle tent. De doelstelling is: lekker druk, maar niet overvol. Al dat soort nuances mis je als je alleen naar bezoekcijfers kijkt. Het zijn vooral de pers en de stakeholders die naar bezoekcijfers vragen, en dat snap ik, omdat het ’t meest meetbare aspect is van een museum. Maar dat maakt het natuurlijk niet automatisch het belangrijkste; er zijn dingen die we doen die minder makkelijk kwantificeerbaar zijn, maar minstens zo belangrijk. Gelukkig wordt dit gesprek op internationaal niveau steeds vaker gevoerd.’

Over belangrijke programma’s in haar werk ‘In het begin van mijn carrière waren veel databases voor kunst nog in ontwikkeling; nu zijn ze onmisbaar geworden. Het is zo nuttig dat je digitaal beeldmateriaal kunt vinden en veilingprijzen kunt opzoeken. Daardoor kun je heel andere vragen gaan stellen, of op andere dingen gaan rangschikken. Nu hebben we allemaal Google, maar toen was er nog vrijwel niets. Ik ben ook blij met Skype en Zoom, waardoor je niet altijd hoeft te reizen om iemand voor je te kunnen zien en te spreken. Ik verwacht daarnaast nog veel van augmented reality. We hebben net een samenwerking gedaan met Google Arts & Culture: een virtuele tentoonstelling waarin je álle werken van Vermeer bij elkaar kunt zien. In het echte leven is dat onmogelijk; sommige stukken kunnen niet reizen, er zijn er een paar gestolen. Dat je zo’n overzichtstentoonstelling wel in augmented reality kunt maken, is fantastisch.’

Over hoe ze grote beslissingen neemt ‘Ik kreeg in Nederland als klein meisje een bijnaam: Emilie Doordenker, in plaats van Gordenker. Ik denk graag goed na over keuzes. Dat gezegd hebbende, vind ik het ook belangrijk dat je op tijd knopen kunt doorhakken, zeker als er andere mensen van afhankelijk zijn – zodat ze door kunnen met waar ze mee bezig zijn en niet te lang moeten wachten. Dus ik zou zeggen: weloverwogen, maar niet te traag.’

Over haar laatste grote beslissing ‘Dat is een aanwinst voor het museum geweest; maar dat mogen we pas in juni bekendmaken.’

Over hoe ze ontspant ‘Heel simpel, gewoon door een lange wandeling te maken. Je hoeft geen gymschoenen aan te trekken, het is gewoon: buiten zijn, lopen. Daar zijn we voor gebouwd. Mijn man en ik maken ook graag lange wandelvakanties.’

Over haar belangrijkste mentors ‘Dat zijn drie mannen die toevallig allemaal in het jaar 1923 zijn geboren. De eerste is mijn vader, die nog leeft; hij is nu 95. De tweede is mijn hoogleraar, die helaas een paar jaar geleden is overleden. De derde ben ik al wat eerder verloren; hij was een belangrijk conservator, die onder andere de kunstwerken van de Engelse koningin onder zijn hoede had. Bij deze mannen kon ik altijd terecht voor moeilijke vragen, niet alleen werkinhoudelijk, maar ook vragen over mijn leven. Toen ik de baan van directeur kreeg aangeboden en niet wist wat ik moest doen, zei mijn hoogleraar bijvoorbeeld: “Ik heb twee vragen voor je: hoe oud ben je?” Ik zei: 42. “Kun je delegeren?” Ik zei: ik denk het wel. “Dan moet je het doen,’ was zijn conclusie. Iets in dat soort bondige vragen samenvatten, dat kun je alleen door een archief aan levenservaring en mensenkennis.’